Printable version  Printable version
Uitgaande v/d genade ...
Bijbelcommentaren
De komst van de Heer
Geschiedenis en Tijd
Herstel van alle dingen
Het geestelijke leven
    666
    Alsem en Uitwerp...
    Blij met Gods oor...
    Brood en wijn
    Crowned With Oil
    De drie dopen
    Door de woestijn ...
    Evening and Morning
    Feed My Sheep
    Gedenk de Sabbatd...
    Gedoopt in Christus
    Gemeenschap
    Gods stem horen
    Het erdeel van Jabez
    Het Woord Gods
    Job ed weg tot zoo...
    Latent power of th...
    Licht uit schaduwen
    Mozes ed weg tot ...
    Uw naam worde ge...
    Van oost naar west
    Vrijmaking vd geest
    Wetten van geeste...
    Witness Lee
Het Koninkrijk van God
Israel en Juda
Overig

Door de woestijn heen

door Dr. Stephen E. Jones

De Bijbelteksten in dit boekje komen uit
de HERZIENE STATENVERTALING (HSV)
tenzij anders aangegeven.

Kopiëren voor niet-commerciële doeleinden toegestaan

Originele titel: The Purpose of the Wilderness
Vertaald door: Remmer Remmers van Berea-Studies

Hoofdstuk 1: Introductie
Hoofdstuk 2: De woestijntraining van David
Hoofdstuk 3: Weten door ervaring
Hoofdstuk 4: Het patroon
Hoofdstuk 5: Nog een ander doel
Hoofdstuk 6: Het gaat er niet om wat uw mond ingaat
Hoofdstuk 7: Het spreken van waarheid in liefde
Hoofdstuk 8: Verder dan Pinksteren gaan
Hoofdstuk 9: Grotere werken dan deze

HOOFDSTUK 1
Introductie

Voordat David als koning kon regeren trainde God hem vele jaren in de woestijn. Koning Saul, degene zonder wie David nooit een overwinnaar had kunnen worden, was al tien jaar lang koning van Israël toen David geboren werd. Saul was op de dag van de tarweoogst gekroond (1 Sam. 12:17), de dag die later bekend zou staan als “Pinksteren”. Het was de dag waarop de priester de nieuwe opbrengst van de tarwe aan God offerde, waarmee hij het begin van de tarweoogst inluidde (Lev. 23:15-17).

In ons boek “Het Jubeljaar van de schepping” hebben we in hoofdstuk 6 aangetoond dat koning Saul een beeld van de kerk onder Pinksteren was, terwijl David een beeld van de kerk onder de zalving van Loofhutten was. Het tijdperk van Pinksteren is nu aan haar einde gekomen, daar waar het begon in Handelingen 2. Koning Saul regeerde 40 jaar. Het duurde 40 jaar vanaf Jezus’ dienstwerk (30-33 n.Chr.) tot 70 n.Chr. dat Jeruzalem verwoest werd door de Romeinen en tot 73 n.Chr. bij de inname van Massada.

Op een grotere schaal was het 40 weekjaren (sabatten) of 40 x 7 jaar vanaf Jezus’ dienstwerk tot de val van het heidense Romeinse Rijk in 310 n.Chr. Veertig jaarweken is 280 jaar. Jezus begon in 30 n.Chr. Zijn dienstwerk nadat Johannes in de gevangenis was gegooid. Veertig “weken” later was het 310 n.Chr., toen Constantijn het Romeinse Rijk veroverde. Jezus werd in 33 n.Chr. gekruisigd en de Pinksterdag ving ca. zeven weken later aan. Veertig “weken” (280 jaar) later brengt ons naar Constantijns Edict van Milaan, waarmee formeel de vervolging van christenen werd beëindigd.

Op grotere schaal was het 40 Jubeljaren vanaf de gebeurtenissen in Handelingen 2 tot het jaar 1993 n.Chr. Dit zijn 40 cycli van 49 jaar waarin het tijdperk van Pinksteren tot een einde kwam. Het was het tijdperk waarin de kerk als koning Saul onder een Pinksterzalving heeft geregeerd.

Nu is de tijd aangebroken voor een nieuwe beweging van de Geest, een volle zalving, de meerdere zalving van het Loofhuttenfeest. Zij die in het toekomende tijdperk zullen regeren, zullen zich eerder met koning David identificeren dan met koning Saul. Dit zijn niet slechts christenen; zij zijn de overwinnaars. Er zijn velen zoals Saul die de overwinnaars vrezen en hen dwingen om voor hun levens de woestijn in te rennen buiten het systeem van denominaties. Dergelijke mensen en denominaties zijn geroepen om de overwinnaars te helpen om totale afhankelijkheid van God te leren en om ze te leren om Zijn stem te horen. Degenen die binnen de kerk Sauls rol vervullen bezitten een heilige roeping en degenen die de rol van David vervullen, met de daarbij behorende woestijntraining, zijn hen veel eer verschuldigd.

Saul was geroepen om al na slechts een week na kennisgeving koning te worden (1 Sam. 10:8). God nam niet de tijd om Saul te trainen, want hij kwam slechts uit de stam van Benjamin en niet uit de stam van Juda. De scepter zou aan Juda gegeven worden en niet aan Benjamin (Gen. 49:10; 1 Kron. 5:2). Het was Gods wil dat Saul koning zou worden – en zelfs dat hij een doorgaande dynastie zou hebben (1 Sam. 13:13). Maar het was Gods ultieme doel dat Saul zou falen, want het stond al vast dat de ware Koning uit Juda zou voortkomen.

Zo ook begon de kerk onder Pinksteren in de afgelopen 2000 jaar door de discipelen van Jezus die uit Galilea kwamen. Vijfhonderd jaar eerder had de stam van Benjamin zich in de noordelijke dorpen van Jeruzalem gevestigd (Neh. 11:31-36), terwijl de stam van Juda zich in de zuidelijke dorpen van Jeruzalem vestigde (Neh. 11:25-30). Rond de tijd dat Jezus werd geboren huisde Galilea grotendeels Benjaminnieten, terwijl Judea de woonplaats van Juda was. Toen Jezus Zijn discipelen uit Galilea koos, koos hij mannen uit Benjamin, dit omdat het Pinkstertijdperk naderde. Zelfs Paulus (Saulus) was een Benjaminniet (Fil. 3:5). Pinksteren was de dag dat de nieuwe Saulgemeenschap als koning gekroond werd.

Net zoals Saul een goede koning tijdens zijn eerste regeringsjaar tot zijn tweede was, zo “regeerde” ook de eerste kerk in de eerste eeuw behoorlijk goed – ofwel, binnen de eerste Jubeljaarcyclus tot de tweede. Zij veroverde mensen door liefde en de kracht van de Geest. Sterke tegenstanders werden door hun tong geveld, dat als scherp zwaard diende dat de ziel en geest kon scheiden. Het onderscheidde de overleggingen en gedachten van het hart (Heb. 4:12). Zij behoefden geen geweld of fysieke kracht, want zij bezaten een beter en meer krachtig veroverend zwaard. Geen enkele vorm van vervolging kon de kerk veroveren, hoewel velen gemarteld werden. Eerst door de Joden en later door de Grieken en Romeinen.

Maar naarmate de tijd vorderde werd de Saul-kerk ongehoorzaam aan God en weigerde zij zich te bekeren, net zoals Saul dit ook weigerde te doen in zijn tweede jaar (1 Sam. 13:1). Uiteindelijk verliet God Saul en droeg Hij Samuël op om een nieuwe koning – David – te zalven. Zo verliet ook God de kerk toen zij een religie werd en haar eerste liefde verloor en riep Hij het volgende lichaam van gelovigen om de toekomstige koningen van de aarde te worden. Dit is de Davidgemeenschap van overwinnaars.

Gedurende de daaropvolgende eeuwen trainde God dit lichaam van mensen door vervolging door de handen van de Saul-kerk. Hoewel velen vanwege van hun geloof werden gemarteld, zullen zij bij de eerste opstanding weer tot leven gewekt worden, want zij zullen op de aarde leven om de vervulling van Loofhutten te aanschouwen en te ervaren. Zij zullen in het toekomende tijdperk regeren – het tijdperk van Loofhutten.

Sommigen noemen dit het duizendjarig rijk of de toekomende eeuw; anderen noemen het het Messiaanse tijdperk of het Koninkrijkstijdperk. Wat de terminologie ook is, het zal het tijdperk zijn waarin de Davidgemeenschap, de overwinnaars, door de zalving van Loofhutten gerechtigheid op aarde zullen brengen. Het is hun roeping om Christus aan de rest van de mensheid op aarde te openbaren, opdat de aarde vol wordt van de kennis van de heerlijkheid van de HEERE zoals het water de bodem van de zee bedekt (Hab. 2:14). Wat Pinksteren NIET kon volbrengen – want vanwege het zuurdesem was het zwak (Lev. 23:17) – zal het Loofhuttenfeest deze taak van het vervullen van de aarde met Zijn heerlijkheid volbrengen. De profeten zeggen ons dat het Koninkrijk van God uitbundig zal groeien tot het de hele aarde zal vullen (Dan. 2:35). Dan zal het einde komen en zal God de doden, groot en klein, voor de grote witte troon opwekken (Ope. 20:11-15).

HOOFDSTUK 2
De woestijntraining van David

David verbleef in de woestijn en in grotten om uiteindelijk tot volwassenheid te komen. Het was voor hem nodig dat hij over het karakter van Christus zou beschikken, opdat hij in staat was om het volk wijs en met recht en gerechtigheid te regeren. Degenen die als overwinnaars zijn voetstappen volgen moeten niet raar opkijken als zij zich voor een tijd niet meer binnen de kerk of een denominatie thuis voelen. Ook dit moet als een zegen van God beschouwd worden en misschien wel als een indicatie van een hogere roeping.

Toch is niet iedereen die zich niet meer thuis voelt binnen de kerk een overwinnaar. Slechts degenen die de lessen van David leren zijn overwinnaars. Alleen degenen die in een relatie met God komen dat leidt tot de openbaring van de zonen van God behoren tot de Davidgemeenschap.

David verbleef niet voor altijd in de woestijn. Op een gegeven moment moest hij terugkeren om als koning over Israël gekroond te worden. Hij onderging dus een tijdelijke training. Zijn echte dienstwerk geschiedde toen hij weer terugkeerde in Israël. Davids erfdeel, zijn dienstwerk, zijn roeping behoorde niet toe in de woestijn, maar in Israël. Zo was ook Israël onder Mozes niet geroepen om voor altijd in de woestijn de dwalen. Hun erfdeel was Kanaän en niet de woestijn. De woestijn was slechts een trainingsgebied voor het Beloofde Land.

Het doel van de woestijn is om er doorheen te komen en terug te keren om uw bediening in te gaan. De woestijn is geen einde in zichzelf. Het is niet het doel, maar het middel tot het doel. Het is de plaats waar God de overwinnaars leert dat Hij soeverein is, dat Hij hen beschermt en hun toevlucht en sterkte is. Het is een plaats waar de overwinnaars leren dat hun levens in Gods hand zijn en dat ze tot Zijn beschikking staan. Als Hij wilt dat zij leven, dan leven zij. Als Hij wilt dat zij sterven, dan sterven zij. Overwinnaars verliezen hun angst om te sterven en de angst voor de omstandigheden, simpelweg omdat ze Gods hand in alle dingen zien. Zij weten dat niets buiten Gods blikveld gebeurd. Er gebeurt niets of God heeft het aangestuurd of toegelaten. En boven alles leren de overwinnaars dat alle dingen meewerken ten goede (Rom. 8:28). Zij hebben geleerd dat het leven voor hen Christus is en het sterven winst (Fil. 1:21).

De woestijn zorgt ervoor dat u alleen op God aangewezen bent, daar te midden in de ontberingen van uw leven. De woestijn is de plaats waar u leert dat Hij voor u voorziet, daar te midden in de ontberingen, in onmogelijke situaties, opdat Hij u kan tonen dat het WEL mogelijk is en dat het WEL makkelijk is. Maar deze les hebben we pas geleerd als we eenmaal onszelf hebben overwonnen en hebben geleerd om in Hem te rusten.

HOOFDSTUK 3
Weten door ervaring

Zelf heb ik vele onmogelijke situaties meegemaakt, in het bijzonder daar waar God voorzag. Jaren geleden bewees God zich echt aan mij en dat zorgde ervoor dat ik kwam te weten dat als ik ooit ergens in het midden van de Sahara zou worden gedropt, God op de een of andere manier zou voorzien, simpelweg omdat Hij dit altijd al had gedaan. Vaak toonde Hij Zijn zorg op het laatste moment en op dergelijke ongewone manieren. Als alles onmogelijk leek, deed God het toch en leek het allemaal zo makkelijk.

Als u enige ervaring zoals deze achter de rug hebt, dan weet u simpelweg door ervaring dat Hij voorziet. Het is geen theoretische kennis. Het is een weten en kennen door ervaring. Iedereen moet door ervaring tot deze conclusie komen en het niets slechts door theoretische kennis weten uit wat de Schriften leren over andere heiligen.

Maar al te vaak gaat het leven van een christen zijn gangetje en praten we over de geweldige ervaringen van de grote mannen van God, maar eigenlijk is dit zeer irrelevant voor ons. Wij denken dat God deze dingen doet bij Bijbelse heiligen en niet bij ons als alledaagse mensen. Maar ook die mannen waren alledaagse mensen. Vandaag de dag noemen we hen heiligen, maar elke heiligheid die zijn verkregen kwam enkel voort uit de training van God. We moeten hen bezien zoals ze waren toen ze geboren werden zoals ook wij geboren werden, zoals ook zij, net zoals wij, in hun broek plasten en zoals ook zij onvolwassen waren, zoals ook wij ooit onvolwassen waren. We moeten hen tot ons niveau halen. Niet om hen te onteren, maar om de Schriften voor ons toegankelijk te maken.

Onthoudt dat Elia een mens zoals ons was (Jakobus 5:17). Saul was zoals wij zijn. Mozes was zoals wij zijn. Al deze mensen waren in vele opzichten hetzelfde zoals wij vandaag de dag zijn en deze voorbeelden zijn opgetekend voor ons ter lering. Wij ondergaan dezelfde soort training zoals deze in de Bijbel gevonden kan worden.

Dus te midden van ontberingen leren we Zijn zorg. Te midden van veroordeling leren wij genade en liefde. Te midden van gebondenheid en gevangenschap leren wij het Jubeljaar van totale vergeving. Vervolgens brengt God ons op een bepaald punt uit de woestijn en terug de wereld in of terug tot hen die binnen het huisgezin van Saul verblijven, opdat wij in staat zijn om ons dienstwerk te beginnen bij degenen die nog vasthouden aan hun gouden kalveren van afgoderij in het hart.

Dus als u uit de kerk geleidt bent, wees dan niet verrast als God u op een dag weer terug naar de kerk leidt. Op een dag moet u terugkeren als u hen hulp kunt bieden en hen de waarheid in liefde kan delen als God u de mogelijkheid daarvoor geeft.

Als u dan opnieuw uit de kerk wordt gestoten, dan kan het zijn dat zij nog niet klaar zijn om het woord te horen dat u met hen moet delen. Maar aan de andere kant bent u misschien nog niet volledig uitgerust (bagage) om uw bediening in te gaan. Het is makkelijk om de kerk te beschuldigen van haar onvolwassenheid en haar blindheid. Het is makkelijk om hen te veroordelen omdat zij niet alle leerstellige waarheden zien die God ons heeft getoond. Maar we moeten erkennen dat de christenen binnen het systeem van denominatie van de kerk zich daar bevinden omdat God ze daar geplaatst heeft. Als zij daar niet waren, dan zou u geen bediening hebben. Als zij vurig verlangden naar de waarheid die u hen voorhield, dan zouden zij niet alles tot het uiterste beproeven wat u geleerd had.

Het simpele feit is: u heeft hen net zo hard nodig als zij u nodig hebben. Zij mogen dan het Woord nodig hebben dat u voor hen heeft, maar u heeft hen nodig als uw barometer om er achter te komen of u werkelijk geleerd heeft om waarheid in liefde te verkondigen. De kans bestaat dat zij niet in staat zullen zijn om enige waarheid te horen die u hen wil verkondigen, tenzij het voor hen aangenaam wordt gemaakt door de liefde van Christus in u en door de kracht van de Heilige Geest. Hoe meer u op Christus lijkt, hoe groter uw mogelijkheid is dat u ten goede mensenlevens veranderd. En dat is uiteindelijk waar het om gaat.

HOOFDSTUK 4
Het patroon

Al de dagen van Israël tijdens hun 40 jaar van rondzwerven in de woestijn had in het teken van klagen gestaan. Zij waren ongehoorzaam en weigerden om Zijn stem te horen. Het is een akelige geschiedenis. Ook Mozes zelf kon er aardig wat van. Mozes zei tegen God: “Waarom heeft u mij deze taak gegeven? Waarom deze bediening? Dit is een verschrikking!” Maar toen de reis er ten slotte bijna opzat erkende Mozes dat hun verblinding en hun doofheid kwam omdat GOD hen geen ogen had gegeven om te zien en oren om te horen. Mozes zei in Deu 29:4 het volgende tegen hen,

Maar de HEERE heeft u geen hart gegeven om dat te erkennen, of ogen om te zien, of oren om te horen, tot op deze dag.

Als Mozes niet 40 jaar in de woestijn was geweest in Gods trainingskamp voordat hij Israël uit Egypte zou leiden, dan had hij de soevereiniteit van God op deze manier niet kunnen erkennen. Die woestijnervaring, toen hij de schapen van Jetro hoedde, was zijn woestijntraining voordat God hem opnieuw tot de kerk zond om hen in dezelfde woestijn te brengen, zodat ook zij door God getraind konden worden. En wie zou hen nu beter kunnen leiden dan Mozes, die al in de woestijn was geweest?

Mozes benutte zijn tijd als een schaapherder om zo te leren hoe hij de kudde van God zachtmoedig kon leiden. Mozes werd terug naar de kerk gezonden, terug naar Egype, terug in de wereld om een taak te verrichten. Het was een zware taak, maar uiteindelijk was dat wel het doel van zijn training. Geduld, liefde en vergevingsgezindheid zijn geen eigenschappen die wij gemakkelijk leren. Net zoals Mozes ging ook Jezus voor 40 dagen de woestijn in, waarna hij vervolgens terugkeerde en het volk onderwees. Het is eigenlijk hetzelfde patroon. Jezus ging de woestijn in om Zijn laatste beproeving het hoofd te bieden, een beproeving die de duivel uitvoerde. Hij slaagde voor deze beproeving en keerde terug als een waardig gezant van het evangelie.

Dit is het ultieme patroon voor allen die voor een tijd uit de kerk geroepen worden. Maar kerkverlating is niet de ultieme oplossing. Kerkverlating dient tot doel om woestijntraining te verkrijgen, opdat wij getraind kunnen worden om in de toekomst de kerk te kunnen onderwijzen.

Een overwinnaar is geroepen om te regeren. In de Bijbel is een heerser ook een rechter. Als rechter moet iemand de wet kennen en weten hoe hij deze in elke situatie volgens de gedachte van Christus moet toepassen. Om dit uit te voeren moet iemand de perfecte balans tussen wet en genade, gerechtigheid en genade, tuchtiging en straf kennen. Een rechter is iemand die de gedachte van God heeft geleerd en Zijn wegen kan waarnemen of onderscheiden. Richten (als een rechter) en onderscheiden komen van hetzelfde Griekse woord in het Nieuwe Testament. We hebben onderscheidingsvermogen nodig om te zien wat God zegt zodat wij het volk in Gods weg tot het Beloofde Land kunnen leiden.

HOOFDSTUK 5
Nog een ander doel

Het verlaten van de kerk en het doormaken van een woestijnervaring dient ook nog een ander doel. Naast dat het ons traint, is het ook ter versterking van ons eigen zwakke geloof en geweten. We hebben het nodig om alleen met God te zijn. We moeten Zijn stem horen. Als wij in de woestijn ingaan weten we vaak niet waarin we getraind zullen worden. Daarom maken we vaak krachtig bezwaar tegen deze leerschool. Dit weet ik vanuit eigen ervaring.

Toen Hij me in 1981 en 1982 in de woestijn bracht, was dit een enorme shock voor mijn systeem. Ik was van mening dat ik in de leer aardig onderlegd was en dat ik geestelijk behoorlijk volwassen was. Ik kwam er toen achter dat ik eigenlijk helemaal niets wist. Als ik er nu op terugkijk kan ik me haast niet meer voorstellen hoe onwetend ik was – en waarschijnlijk nog steeds ben! Geef me nog eens tien jaar en ik kom erachter hoe onwetend ik vandaag de dag ben.

We worden niet vanwege de corruptie van de Saul-kerk in de woestijn geleidt, maar omdat WIJ training nodig hebben. We neigen te denken dat God ons in de woestijn leidt omdat de kerk onrein is en wij geen onreine dingen mogen aanraken. Er schuilt enige waarheid in die opvatting, maar toch is daar ook een andere kant. Als wij een enorme geloofsopenbaring zouden ontvangen terwijl ons geloof en geweten nog zwak is, dan zouden wij bij het dwingen van de kerk om de waarheid onder ogen te zien waarschijnlijk meer kwaad dan goed aanrichten.

Laat me dit uitleggen. Het Nieuwe Verbond omvat een uit te voeren taak. 1 Kor. 8:1-3 geeft ons de beschrijving van die taak:

En wat de afgodenoffers betreft: wij weten dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op. 2 En als iemand denkt iets te weten, dan heeft hij nog niets leren kennen zoals men het behoort te kennen. 3 Maar als iemand God liefheeft, is hij door Hem gekend.

Ziet u het verschil tussen kennis en liefde? Alleen kennis is niet genoeg. Wanneer we alleen maar kennis bezitten dan neigen we verwaand te worden. Dit komt niet omdat kennis nu slecht of ongewenst is. Kennis is juist zeer goed. Maar kennis zonder liefde stelt niets voor. Het is niet de kennis maar de liefde die sticht. Woestijntraining is niet zozeer een training in kennis, maar een training in goddelijke liefde.

Wanneer men de waarheid zonder liefde verkondigd, dan zijn zij niet alleen een schellende cymbaal, maar brengen zij ook schade bij de oren van de toehoorders aan. Vaak genoeg heb ik aanschouwd dat ijverige mensen die enige kennis bezaten veel schade aanrichtten en ook ik heb hier deel aan gehad. Paulus draagt ons op om de waarheid in liefde te verkondingen (Efe 4:15). Als wij dit kunnen dan zijn wij klaar voor de bediening, want dan beginnen we de gedachte van God te leren kennen. Wij hoeven mensen niet te onderwijzen in Bijbelse feiten; we moeten hen de gedachte van God tonen. Paulus gaat verder in 1 Kor. 8:4-7,

Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. 5 Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), 6 toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem. 7 Maar niet in allen is deze kennis, want sommigen, die in hun geweten tot nu toe niet los zijn van de afgod, eten het vlees als afgodenoffer, en hun geweten, dat zwak is, wordt bevlekt.

Wat zegt Paulus hier nu werkelijk? Wat is dit vlees nu dat aan afgoden wordt geofferd? Laten we terugbladeren naar Leviticus 17:7 om zo het fundament neer te leggen van de wet waar Paulus naar verwijst.

Zij mogen hun offers niet meer aan de demonen brengen, waar zij als in hoererij achteraangaan. Dit is voor hen een eeuwige verordening, al hun generaties door.

Ook Numeri 25:2 haalt dit aan, waar het volk onwettig de offerande, geofferd aan de goden van Moab, aten.

Dit is wat Paulus ons wil leren: De wet zegt: “Eet geen afgodenoffers.” Maar wat is een afgod? Iemand die een sterk geweten heeft kent geen afgoden. Maar iemand met een zwak geweten kan dit voedsel niet eten zonder dat hij zich onrein voelt. Zo iemand voelt zich schuldig en kan dit niet met een zuiver geweten eten.

Maar naast fysiek vlees is er nog meer vlees. Bijbels onderwijs en alles dat u als Woord van God hoort is geestelijk vlees. Maar wat nu als u naar een kerk gaat en u een verkondiging hoort dat Gods Woord aan de afgoden in het hart van de voorganger offert? De tradities, de menselijke inzettingen, die het ware Woord tegenspreken zijn “vlees dat aan demonen wordt geofferd”. Wordt u verontreinigd door het horen van deze tradities? Weet wel dat horen dus “eten” is.

Wordt u onrein als u in uw stoel blijft zitten? Kunt u het aan om het te horen, om het te overdenken, het te herkauwen en het geestelijk te verwerken?

Als u er door verontreinigd wordt dan heeft u misschien nog meer woestijntraining nodig om uw geweten en geloof te sterken. Misschien bent u nog niet helemaal gereed om terug te keren in de kerk, want misschien bent u nog wel zwak en zou u verontreinigd worden door die “valse leer”. Als uw geweten nog zwak is en u zich verontreinigd voelt, dan zult u waarschijnlijk opstaan en uit protest naar buiten lopen of op enige andere wijze de samenkomst verstoren. De mensen om u heen zullen waarschijnlijk niet erg van uw gedrag onder de indruk zijn. Zij zullen het respect voor u verliezen en niet vanwege uw andere opvattingen, maar vanwege uw houding en intolerantie.

Intolerantie komt voort uit een zwak geweten en zorgt ervoor dat anderen beledigd worden. Psalm 119:165 (Statenvertaling),

Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.

Zij die hun humeur verliezen of zich beledigd of woest voelen verliezen doorgaans het respect van degenen om hen heen. Het respect kan opnieuw verkregen worden door nederig excuus aan te bieden, maar de meeste mensen doen dit niet omdat zij zich in hun woede en boosheid gerechtvaardigd voelen. Dit is nu wat Paulus bedoeld als hij spreekt over een zwak geweten. Het is gemakkelijk te beledigen. Voordat wij binnen onze bediening naar anderen – incluis andere christenen in de kerk – van nut kunnen zijn moeten we een sterker geweten hebben dat niet door offervlees aan afgoden kan worden beledigd.

Als u eenmaal uw woestijntraining achter de rug hebt en uw geloof sterk is en u de waarheid kent en u weet hoe u mensen waarheid in liefde moet onderwijzen, dan kunt u tot de wereld of kerk terugkeren en daar luisteren naar Bijbelpassages die de voorganger aan de afgod in zijn eigen hart offert - hetgeen u niet zal verontreinigen of beledigen. U zult in feite te allen tijden uw oren openhouden om de stem van God te horen, waardoor u zelfs te midden van dit onheilige offer God enige waarheid hoort spreken die u nog nooit had gehoord.

HOOFDSTUK 6
Het gaat er niet om wat uw mond ingaat

In Mattheüs 15 gaf Jezus Zijn discipelen dezelfde les. Dit hoofdstuk begint met een discussie over menselijke inzettingen. De Schriftgeleerden en Farizeeërs vroegen aan Jezus waarom Zijn discipelen hun handen niet wasten voor het eten. Dit had niets te maken met viezigheid of bacteriën, maar met de traditie dat zij voor het eten hun handen reinigden. Dit deden zij door water over hun handen uit te schenken, net zoals de heilige vaten van de tabernakel van Mozes en andere dingen werden gereinigd door er water over heen te schenken.

Het antwoord van Jezus was dat de Schriftgeleerden en Farizeeërs meer waarde hechtten aan hun inzettingen dan aan de wet van God. Hij zei dat hun tradities de goddelijke wet teniet deden.

Mat 15:10-11 En toen Hij de menigte bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Luister en begrijp het goed: 11 Wat de mond ingaat, verontreinigt de mens niet; maar wat de mond uitkomt, dat verontreinigt de mens.

Jezus sprak natuurlijk niet over fysieke voeding. Hij refereerde aan de inzettingen van de mens ten opzichte van de goddelijke wet. De inzettingen van de mens die uit de monden van de Schriftgeleerden en Farizeeërs kwamen verontreinigde hen. Deze menselijke tradities werden in Ezechiël “uitwerpselen” genoemd. Ezechiël gebruikt in feite het woord “uitwerpselen” om een “afgod” aan te duiden. Dit principe wordt in het boek “De wetten van alsem en uitwerpselen” behandeld.

Later legde Jezus in Mat. 15:16-20 uit dat welk geestelijke voedsel men ook “eet”, in de maag komt (onderscheiden wordt) en wat niet opgenomen kan worden wordt onschadelijk als uitwerpselen afgescheiden. Maar het echte probleem doet zich voor wanneer het voedsel, nadat het onderscheiden is en nadat het veranderd is in uitwerpselen, weer terug omhoog komt naar de mond en tot het volk als menselijke inzettingen overgegeven wordt.

Wij moeten volwassen genoeg zijn om alle soorten voedsel te eten, zelfs voedsel dat aan afgoden is geofferd. Alles dat niet opgenomen kan worden, wordt als uitwerpselen afgescheiden en zal geen uitwerking op ons hebben. Maar als onze buik zwak is, dan zullen wij waarschijnlijk “overgeven” en zo onze eigen inzettingen voortbrengen.

Valt het kwartje? We zouden in staat moeten zijn om terug de wereld in te gaan om het werk van God als een ambassadeur van verzoening te doen zonder verontreinigd te worden door het voedsel van de wereld dat aan afgoden is geofferd. Maar als wij teruggestuurd worden terwijl wij nog zwak in geloof en geweten zijn, dan zal het voedsel van de wereld ons verontreinigen. Dit is de reden waarom God ons in de woestijn leidt om ons te trainen.

Omgang met de Babyloniërs of Kanaänieten of de kerk of de wereld zal ons niet verontreinigen. Jezus deed namelijk niet anders. Hij had omgang met allerlei soorten zondaren zonder verontreinigd te worden. Maar de Farizeeërs konden dit niet, zij hadden een zwak geweten. Zij wilden niet door al die zondaren bevuild worden. Jezus naderde tot hen en at met hen. Hij had daar helemaal geen problemen mee. Maar waarom eigenlijk niet? Kwam dit omdat de zondaren zo rechtvaardig waren? Zeer zeker niet. Hij erkende hun probleem, maar toch was Hij in staat om met hen te eten en daardoor niet onrein te worden, zelfs als zij bleven geloven in de tradities die voortkwamen door afgoderij in het hart.

HOOFDSTUK 7
Het spreken van waarheid in liefde

En zo moet het ook met ons zijn. Datgene eten wat de mens zegt of onderwijst, terwijl het ons niet verontreinigt. Alleen datgene dat de mond uitkomt verontreinigt ons. Maar als ons geweten (buik) zwak is worden we vaak uit de kerk de woestijn in geroepen om een tijd in afzondering te leven. Dit is zowel om de kerk te beschermen voor onze onmogelijkheid om waarheid in liefde te spreken als om ons geweten tegen verontreiniging te beschermen. Hij onttrekt ons voor een tijd, want de kerk heeft Gods bescherming nodig tegen zelf gerechtvaardigde overwinnaars die de kerk met de waarheid om de oren slaat.

Is dit een harde boodschap? Tja, u moet toch net zoals Mozes erkennen dat God degene is die de ogen van de mens voor de waarheid verblindt. Hij is niet zo bezorgt over hun kennen van de waarheid dan hoe wij dat zijn. Wij denken dat wij een enorme verplichting hebben om hen de waarheid meteen op te dringen en daarom zijn we van mening dat wij hun ogen moeten opentrekken, zelfs als ze dat niet overleven. Als u iemand de ogen opentrekt wanneer diegene aan het slapen is, dankt hij en zegent hij u daarvoor? Waarschijnlijk niet. Zij zullen u waarschijnlijk een klap in het gezicht geven en u vervloeken.

Nu God hen verblind heeft moeten we slechts aan God vragen wiens ogen op het moment geopend worden, zodat wij in alle vrijmoedigheid en in liefde met hen het Woord kunnen delen. Wij zijn geroepen om te verkondigen, maar de Heilige Geest leidt mensen tot de waarheid (Joh. 16:13). Probeer geen waarheid op te dringen bij mensen wiens oren nog niet door de Heilige Geest zijn geopend. Zelfs als zij in staat zouden zijn om te horen, zouden zij niet in staat zijn om iets met dat Woord te doen of het zelfs maar te geloven. U zou er alleen in slagen om hen verantwoordelijk te houden voor een Woord dat zij niet kunnen gehoorzamen, waardoor zij nog dieper in de veroordeling terecht komen. Als God zelf zich niet eens druk maakt om iedereen tegelijkertijd de waarheid te openbaren, waarom zouden wij ons dan druk maken? Neem geen verantwoordelijkheid voor iets dat God moet doen. Hoe kunnen wij ooit in de schaduw van de Heilige Geest staan?

Als wij hier nou eens in kunnen rusten en slechts datgene gaan doen wat wij onze Vader zien doen en slechts gaan zeggen wat we onze Vader horen zeggen, dan zullen wij in staat zijn om de blinden en doven met rust te laten totdat God gereed is om hun ogen en oren te openen. We moeten echter wel gereed zijn om altijd waarheid in liefde te verkondigen. Als wij dit met een houding van vergeving en oprechte bezorgdheid doen, dan zullen veel mensen het op de juiste manier opvatten. Vaak verwerpen ze een Woord omdat het niet door liefde wordt verkondigd. Dit is in wezen wat ze verwerpen omdat hun maag te zwak is om de waarheid, die met een verkeerde houding gesproken wordt, aan te kunnen.

Ik heb veel mensen gesproken die zeiden dat zij geprobeerd hadden om hun naasten de waarheid te verkondigen, maar dat ze het gat van de deur gewezen kregen. Een iemand zei: “Ik probeerde eens om mijn voorganger de waarheid te verkondigen, maar vervolgens moest ik mijn lidmaatschap opzeggen!” Misschien ligt de schuld niet altijd bij degenen die de waarheid verwerpen. Misschien was het opzeggen van het lidmaatschap wel Gods manier om een andere overwinnaar voor de nodige training tot de woestijn te leiden.

Aan de andere kant, als we geestelijk zijn, als wij door de woestijn heen zijn gegaan, als we alleen met God zijn geweest en Zijn stem hebben gehoord, dan zijn wij degenen die verantwoordelijk zijn om volwassen genoeg en liefdevol genoeg te zijn, om genoeg vergevend te zijn om in staat te zijn om hen de waarheid in liefde te delen. Normaliter zijn wij veel ijveriger dan God, veel ongeduldiger dan God, maar als wij werkelijk geloven dat God soeverein is, dan leren we te rusten in Hem en zullen we ons enkel druk maken met het doen dat wij onze Vader zien doen en zeggen wat we onze Vader horen zeggen. Wij zullen het Amen van God zijn, namelijk door het Iaten weerklinken van Zijn stem, net zoals Jezus dit deed (Joh 5:19; Ope 3:14).

HOOFDSTUK 8
Verder dan Pinksteren gaan

Op het allereerste Pascha trok Israël uit Egypte (Exo 13:3, 4). Zij verlieten Egypte en kwamen in de woestijn terecht om bij de berg Sinaï Pinksteren te ervaren. Op het Loofhuttenfeest hadden zij het Beloofde Land moeten binnengaan, maar vanwege hun gebrek aan geloof waren zij hiertoe niet in staat.

Israëls reis naar het Beloofde Land is historische allegorie voor ons. Bijna alle woestijntraining van Israël weerspiegelt het tijdperk van Pinksteren van Sinaï tot Kanaän. Wij zien dat de woestijn een plek van Pinksteren is. Pinksteren is wat Han 7:38 “de samenkomst (kerk) van het volk in de woestijn” noemt. Pinksteren is dus geen einde in zichzelf, maar een middel om tot het einde te komen. Het doel van Pinksteren is het Loofhuttenfeest. Het einde van het Pinkstertijdperk is niet het einde van de wereld; het is een begin van een geweldig nieuwe bediening. Het is een bediening van een Nieuw Verbond waardoor alle dingen binnen het goddelijke Plan voleindigd worden.

Volgens mij is het ervaren van Loofhutten een progressie van Pinksteren, waarbij wij ons volkomen kwalificeren om tot het Beloofde Land – het verheerlijkte lichaam, dat we door de zonde van Adam verloren – terug te keren. Dit is ons ware erfdeel, het lichaam formeert van het stof van de aardbodem, echter verheerlijkt. Paulus zegt dat we allen zullen veranderen (1 Kor. 15:51), echter wist hij nog niet echt precies met welk lichaam we op die dag geopenbaard zouden worden (1 Kor. 15:35). Toch wist Paulus dat wij ten minste twee voorbeelden hadden van hoe het kon zijn. Ten eerste was het gezicht van Mozes verheerlijkt (2 Kor. 3:7), maar dit was een afnemende heerlijkheid, dit kwam omdat hij iets ervoer dat nog moest gaan gebeuren en het ook voor de komst van Christus geschiedde. Ten tweede is daar ook Jezus Zelf, die als de zon voor de discipelen scheen op de berg van verheerlijking (Mat. 17:2).

Dit is onze erfenis, ons Beloofde Land. Maar tot die heerlijke dag zien wij de zon over Pinksteren ondergaan. Het oude vervaagt; het nieuwe breekt stralend aan. Saul wordt als maar zwakker en zwakker, terwijl David sterker en sterker wordt (2 Sam. 3:1). In de tussentijd leren wij, als wij door onze woestijn van Pinksteren gaan, de wetten van God in ons hart. Hij schrijft deze op ons hart, opdat wij alle dingen kunnen dienen en berechten. Hij schrijft Zijn wetten op ons hart, opdat wij anderen kunnen dienen.

Deze uitstorting van de Geest met Loofhutten zal een frisse zalving zijn zoals de wereld deze nog nooit heeft gezien, behalve dan in glimpen van in de verte. Het zal veel groter worden dan dat het Pinksterfeest ooit was en dan zullen we ook eindelijk de volledige autoriteit, zalving en mogelijkheid hebben om het werk dat Hij zei dat Hij zou doen te kunnen voltooien. Hij gaat dit namelijk door ons doen. Dat is ook het doel van onze training.

Het doel van de woestijntraining is het trainen van een kind op de weg die hij moet gaan en wanneer hij oud genoeg is (volwassen, getraind) zal hij hier ook niet van afwijken. Als God Zijn werk als een volmaakte Ouder correct doet, dan zal Hij, wanneer dit eenmaal voltooid is, Zijn zonen tot volwassenheid brengen.

Hij is dit werk begonnen en Hij zal het voleinden. Hij is de Grondlegger en Voleinder van ons geloof. Hij is verantwoordelijk voor onze groei, die Hij vaak door heftige ervaringen bewerkstelligt. Vaak brengt Hij ons tot de weg van tuchtiging, maar dit dient altijd tot het doel van correctie. De wet van God is het ding dat dit doel van tuchtiging dient, namelijk ons tot het Zoonschap en volwassenheid brengen. De wet kan u niet redden noch rechtvaardigen; maar de wet is datgene wat God gebruikt om ons te onderwijzen en ons tot volwassenheid te brengen (Gal. 3:24). Dan zal het volle Zoonschap, de aanneming tot Zonen, onze beloning, ons erfdeel zijn, waarbij wij volkomen mederegeerders met Christus worden.

HOOFDSTUK 9
Grotere werken dan deze

Ik ben van mening dat de wereld wonderen zal zien die zij nog nooit gezien heeft – de grotere werken waarvan Jezus zei dat die zouden geschieden (Joh. 14:12). Dit zal resulteren in de grootste oogst van zielen die de wereld ooit heeft aanschouwd. Net wanneer de meeste christenen zullen denken dat de oogst ten einde zal zijn, zullen zij erachter komen dat het nog maar net begonnen is.

De overwinnaars hebben nog eens duizend jaar waarin zij de wereld kunnen onderwijzen. In de toekomende eeuw zullen de volken tot de berg Sion in het hemelse Jeruzalem stromen om de weg van de HEERE te leren (Jes 2:2-4). Het zal voor hen niet nodig zijn om naar de oude stad Jeruzalem te reizen, naar een fysieke tempel, want Christus zal door de overwinnaars geopenbaard worden en zij zullen Zijn tempel zijn. Zij zullen eveneens het “Sion” van de profetie zijn, want Hebreeën 12:22 zegt dat het nieuwe Sion niet het oude Sion is, net zoals het Nieuwe Jeruzalem ook niet de oude stad is.

Sion is de stad van David van waaruit hij Israël regeerde. Zij die de eerste opstanding beërven zijn de Davidgemeenschap die worden opgeroepen om te regeren (Op. 20:4-6). Dit heeft niets met genealogie te maken, maar met het karakter en de relatie met Jezus Christus. Men moet als David zijn, “een man naar Gods hart”.

Er zal een nieuwe ordening naar Melchizedek zijn, die heersen met priesterschap combineert, net zoals Jezus Christus zowel Koning als Hogepriester is. “Melchi” betekent Koning. “Zadok” betekent Gerechtigheid en refereert aan de hogepriester onder Salomo, de “Vredevorst”. De heerschappij van Salomo portretteert de heerschappij van vrede in Jeruzalem, de “stad van vrede”.

Dus als u een deel van dat Nieuwe Jeruzalem bent, als u een deel van die berg Sion bent, dan zullen mensen tot u komen met de vraag: “Wat zegt God?” U zult dan in staat zijn om niet alleen het Woord van de HEERE met hen te delen, maar hen ook te onderwijzen hoe ze het Woord voor zichzelf kunnen horen. U zult hen de goddelijke wet onderwijzen en gerechtigheid volgens de gedachte van Christus bewerken. En wanneer zij de wet van de Geest zelf gaan horen, dan zal deze wet op hun hart geschreven worden, opdat zij het niet meer van anderen horen (extern), maar van binnen (innerlijk). Niet alleen hun daden zullen veranderen, maar ook hun hart, hun eigenlijke natuur, totdat een ieder komt bij het moment waar zij de gedachte van Christus hebben en Zijn karakter openbaren.