Printable version  Printable version
666
Alsem en Uitwerp...
Blij met Gods oor...
Brood en wijn
Crowned With Oil
De drie dopen
Door de woestijn ...
Evening and Morning
Feed My Sheep
Gedenk de Sabbatd...
Gedoopt in Christus
Gemeenschap
Gods stem horen
Het erdeel van Jabez
Het Woord Gods
Job ed weg tot zoo...
Latent power of th...
Licht uit schaduwen
Mozes ed weg tot ...
Uw naam worde ge...
Van oost naar west
Vrijmaking vd geest
Wetten van geeste...
Witness Lee
    Cruciale punten - w1
    Cruciale punten - w2
    Cruciale punten - w3
    Cruciale punten - w4
    Cruciale punten - w5
    Cruciale punten - w6
    Cruciale punten - w7
    Studie v. Exodus - w1
    Studie v. Exodus - w2
    Studie v. Exodus - w3
    Studie v. Exodus - w4
    Studie v. Exodus - w5
    Studie v. Exodus - w6
    Studie v. Exodus - w7
    Studie v. Exodus - w8
    Studie v. Exodus - w9
    VenE - week 1
    VenE - week 2
    VenE - week 3
    VenE - week 4
    VenE - week 5
    VenE - week 6

vervolg van...

Studie van Exodus

WEEK 6 DAG 1

Exo. 1:1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israël, die met Jakob naar Egypte gekomen zijn; zij kwamen er ieder met zijn gezin

Exo. 13:14 En wanneer uw zoon u later zal vragen: Wat betekent dat? dan zult gij tot hem zeggen: Met een sterke hand heeft de Here ons uit Egypte, uit het diensthuis, geleid.

De punten waaraan we aandacht zullen besteden die betrekking hebben op de uittocht uit Egypte moeten allemaal in het Nieuwe Testament gevonden worden. Maar als we de woorden in het Nieuwe Testament zonder het beeld in het Oude Testament overwegen, zullen we niet erg diep onder de indruk raken. Daarom moeten we zowel de woorden van het Nieuwe Testament als het Oude Testament in overweging nemen.

Vaak zijn we beter in staat geestelijke dingen te begrijpen door beelden dan door woorden. In Nieuwtestamentische termen betekent een exodus (= uittocht) hebben uit de wereld gaan. Maar zonder het beeld in het boek Exodus is het moeilijk om te zeggen hoe we de wereld uit kunnen gaan. Praten over deze zaak zonder het beeld in Exodus te raadplegen kan alleen maar leiden tot verwarring. (Life-study of Exodus, p. 289)

De kinderen van Israël hadden geen uittocht uit Egypte uit eigen beweging of door hun eigen kracht. Als zij aan zichzelf waren overgelaten, dan konden ze nooit uit Egypte trekken. De uittocht werd volbracht door de reddende God. Eerst onderwierp God Farao, degene die de kinderen van Israël had onderdrukt, en vervolgens onderwierp Hij alle Egyptenaren (Exo. 12:29-33). Terwijl we dit principe op onze ervaring toepassen zien we dat God binnenkomt om satan te onderwerpen, en alles wat en iedereen die aan de kant van satan staat, inclusief onze omgeving. Toen de kinderen van Israël de uittocht uit Egypte maakten, was de hele omgeving door God onderworpen. Alles was voor de kinderen van Israël in orde gemaakt voor een uittocht uit Egypte. Zelfs als ze in Egypte hadden willen blijven, zou de omgeving hen niet hebben toegestaan om te blijven. Ze hadden geen andere keuze dan te vertrekken. De uittocht vereiste een volledige onderwerping van de omgeving.

De uittocht van Israël was het resultaat van een lange strijd tussen Mozes en Farao. Het werd voorafgegaan door twaalf onderhandelingen en tien plagen. Dit laat ons zien dat het niet makkelijk is voor God om Zijn uitverkorenen te verlossen uit de in beslag nemende hand van satan en van de wereld. Alle echte christenen hebben het Pascha ervaren, maar slechts een klein deel van de gelovigen hebben de uittocht ervaren. De reden hiervoor is dat bepaalde aspecten in hun omgeving nog niet onderworpen zijn.

In dit verslag wordt twee maal gezegd, dat de Heer “met een sterke hand” de kinderen van Israël uit Egypte bracht (Exo 13:3, 14). Gods volk werd niet alleen gered door het bloed van het paaslam maar ook door de hand van God. Het bloed redde hen van Gods rechtvaardige oordeel maar de hand redde hen van de in beslag nemende hand van Farao. Vandaag is het met ons hetzelfde. Door Christus als ons Pascha werden we gered van Gods oordeel, maar door Gods onderwerpende hand worden we gered van satan en de wereld.

Farao en de Egyptenaren werden in zo’n mate onderworpen dat zij eigenlijk de Israëlieten het land Egypte uitdreven (Exo 12:33, 39; 11:1). De Egyptenaren konden de aanwezigheid van de Israëlieten in hun land niet langer verdragen.

Dit is niet alleen een verhaal in de Bijbel, maar een principe dat toegepast kan worden op onze christelijke ervaring. Vroeg of laat zal onze omgeving ons aanmoedigen, ons zelfs dwingen om een uittocht uit de wereld te maken. Als we niet gewillig zijn om te gaan, zal de wereld ons wegjagen. Als we dan toch in de wereld blijven, hebben degenen die in de wereld zijn geen vrede. Uiteindelijk zullen zij zich ervan bewust worden dat alleen wanneer wij de wereld verlaten zij vrede zullen hebben en wij vreugde zullen hebben. Ik kan getuigen dat dit mijn ervaring is. Als ik probeerde naar de wereld terug te keren, smeekte de wereld mij om dit niet te doen. Wat de wereld betreft, hoe verder ik weg ben des te beter het is. Het is het resultaat van de sterke hand van de Heer dat de wereld wil dat we haar verlaten (Life-study of Exodus, pp. 289-291).

WEEK 6DAG 2

Exo. 12:42 Een nacht van waken was dit voor de Here, om hen uit het land Egypte te leiden. Dit is de nacht van waken ter ere van de Here voor alle Israëlieten in hun geslachten.

1Joh. 2:15 Hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem.

Exodus 12:35 en 36 zeggen: “Voorts deden de Israëlieten naar het woord van Mozes en vroegen van de Egyptenaren zilveren en gouden voorwerpen en klederen. En de Here bewerkte, dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren, zodat zij hun verzoek inwilligden. Zo beroofden zij de Egyptenaren.” Hoewel de kinderen van Israël geen tijd hadden om gezuurd brood te bereiden, hadden ze wel de tijd om de Egyptenaren te beroven van hun zilver, goud en kleding (Exo 13:21-22; 11:2-3). Dit laat zien dat God in Zijn behoudenis ernaar verlangt dat wij de wereld beroven van haar rijkdommen.

De tabernakel was het getuigenis van God, een beeld van Christus met de Gemeente. De Gemeente is vandaag Gods tabernakel die samengesteld is met Christus en de heiligen. Zo’n getuigenis wordt gebouwd met de offeranden van Gods volk. Daarom waren de rijkdommen van de Egyptenaren het gevolg van de arbeid van Gods volk en werden uitgegeven voor het getuigenis van God. Dit is wat het betekent om de wereld te beroven van haar rijkdommen. (Life-study of Exodus, pp. 293, 295)

Gedurende de nacht van het Pascha hadden de kinderen van Israël voldoening, rust en vreugde, maar ze hebben niet geslapen. Zoals Exodus 12:42 aangeeft was het een nacht van observeren, een nacht van waken. Dit houdt in dat God de situatie aan het observeren, aan het bewaken was. Eigenlijk waren zowel God als de kinderen van Israël aan het waken. Terwijl God aan het observeren en het waken was, was zijn volk ook aan het observeren en waken. Daarom was deze nacht een nacht van waken.

Exodus 12:42 zegt dat deze nacht een nacht van waken ter ere van de Here was. De kinderen van Israël waakten voor de Heer. Dit betekent dat ze samenwerkten met Hem. God was al het noodzakelijke aan het doen om Zijn volk te bevrijden uit Egypte. Hij was aan het waken en zij waren aan het waken voor Hem.

God was aan het waken en observeren met het doel om Zijn volk uit de wereld te leiden. Zijn volk moest met Hem samenwerken door te waken voor Hem. Zij moesten waakzaam zijn omdat zij niet wisten op welk moment zij uit Egypte zouden oprukken. Hierdoor kunnen we zien dat slapende en gemakzuchtige personen geen adequate uittocht kunnen hebben. Als je een uittocht uit de wereld wilt maken, dan moet je waakzaam, opmerkzaam en alert zijn.

In alles wat we doen moeten we precies, oprecht en gemeenschappelijk zijn. Alleen door collectief in het leger te zijn kunnen we in een militaire slagorde zijn. Het feit dat we als een leger uit de wereld moeten oprukken laat zien dat het geen makkelijke zaak is om onze uittocht uit Egypte te maken. (Life-study of Exodus, pp. 299-302)

In Exodus 3:8 zei God tegen Mozes: “Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig.” Toen God de kinderen van Israël uit Egypte leidde sneed hij hun relatie met de wereld af en stelde hen in staat om de reis te maken en aan God te offeren. Bovendien stelde Hij hen in staat om het goede land binnen te gaan en daar van de rijkdommen te genieten zodat Hij Zijn koninkrijk op aarde zou kunnen vestigen en Zijn woonplaats bouwen. Het genot van de kinderen van Israël was in drie fasen. De eerste fase was het genot van het paaslam in Egypte; de tweede is het genot van het manna en het levende water in de woestijn; en de derde is het genot van de rijke opbrengst van het goede land. Na hun uittocht uit het land Egypte waren de kinderen van Israël uiteindelijk in staat om het goede land binnen te gaan en de rijkdommen te genieten. Dit symboliseert dat we nadat we ons hebben losgemaakt van de wereld, uiteindelijk in Christus zijn geplaatst om al Zijn rijkdommen te genieten. (Thruth Lessons – Level Three, vol. 1, p. 129)

WEEK 6DAG 3

Exo. 13:2 Heilig Mij alle eerstgeborenen, die onder de Israëlieten het eerst uit een moederschoot voortkomen, zowel van mens als van dier; zij zijn mijn eigendom.

Exo. 13:19 En Mozes nam het gebeente van Jozef mee, omdat deze de zonen van Israël plechtig had doen zweren: God zal zeker naar u omzien, dan zult gij mijn gebeente vanhier met u meevoeren.

Alle punten in Exodus 13 zijn positief gerelateerd aan geestelijke ervaringen. Een voorbeeld hiervan is Exodus 13:2 dat spreekt over de heiliging van de eerstgeborenen. Dit geeft zeker een bijzonder aspect van de geestelijke ervaring aan van Gods volk in de uittocht uit Egypte. Het betekent dat het doel van onze uittocht uit de wereld is, dat we geheiligd zijn voor de Heer (Life-study of Exodus, p.304).

Heiliging is gebaseerd op verlossing. De Heer vereiste dat alleen de eerstgeborenen geheiligd zouden worden (Exo.13:2) omdat zij de verlosten waren. Dit betekent dat wat en wie er ook verlost is ook geheiligd moet worden. Dit principe is van toepassing op ons als gelovigen in Christus. Omdat we zijn verlost moeten we ook worden geheiligd. Anders zullen we in Egypte, in de wereld blijven. Als we ernaar verlangen om een echte uittocht uit Egypte te hebben, moeten we zowel verlost als geheiligd worden. Niemand kan uit Egypte komen zonder geheiligd te worden voor de Heer.

Verlossing is voor onze veiligheid, terwijl heiliging voor Gods doel is. Als we kortzichtig zijn, zien we slechts de verlossing, die tot ons voordeel is. Maar als we een juist onderscheidingsvermogen hebben, zullen we zien dat verlossing moet worden gevolgd door heiliging (Rom. 6:22), die voor de vervulling van het doel van God is.

Als we geheiligd worden voor God door Christus als onze vervanger te nemen, dan moeten we de maand Abib ervaren (Exo:13:4), een periode die ons hele christelijke leven inhoudt, een tijdsperiode waarin we het nieuwe leven genieten. Het woord Abib betekent “ontkieming”, “ontluiking.” Daarom betekent het een nieuw begin van leven. Om geheiligd voor de Heer te zijn voor Zijn tevredenheid, hebben we zo’n nieuw begin van leven nodig. We moeten een groene tarweaar zijn die ontkiemt met nieuw leven.

In dit nieuwe begin van leven moet er geen zuurdesem zijn. In de Bijbel betekent zuurdesem zondigheid of verderf. We moeten met alle zonde afrekenen die geopenbaard is. We moeten geen enkele zonde tolereren nadat deze is blootgesteld. Ongezuurd brood eten is de Heer op deze manier waarlijk gedenken, een echte gedachtenis. Zij die geheiligd zijn door Christus als hun vervanging te hebben en die een nieuw begin van leven hebben zonder zonde zullen een dagelijkse wandel hebben die een gedachtenis waardig is. Als we de juiste ervaring van Gods behoudenis hebben, zullen we een heerlijke geestelijke geschiedenis hebben. Na ons Pascha, zullen we geheiligd worden voor de Heer door Christus te nemen als onze vervanging om in ons te leven. Dan zullen we een nieuw begin van leven hebben en met alle blootgestelde zonde zal worden afgerekend. Een dergelijk leven zal een gedachtenis zijn.

Exodus 13:19 maakt duidelijk dat de beenderen van Jozef met de kinderen van Israël uit Egypte werden gebracht. Het mag misschien vreemd lijken dat deze beenderen van Jozef in hetzelfde hoofdstuk worden genoemd als de maand Abib. Op het eerste gezicht lijkt er geen verband tussen deze twee zaken te zijn. Groene tarwearen, aangeduid door Abib, zijn vol leven. Maar dode beenderen hebben geen leven. We moeten ons echter herinneren dat in de Bijbel ‘been’ het onbreekbare leven symboliseert, een leven in opstanding (Joh. 19:36). Daarom hebben de beenderen in Exodus 13:19 iets te maken met het opstandingsleven.

In de ogen van God waren alle kinderen van Israël dood en begraven in de graven van Egypte. Dat was hun situatie voor het Pascha. Het land Egypte was een groot kerkhof waarin Gods volk begraven was. Daarom was Zijn volk vanuit Gods oogpunt, dorre beenderen. Het beeld van dorre beenderen in Ezechiël 37 laat ons de conditie van de kinderen van Israël in Egypte zien; zij waren dorre beenderen die in opstanding moesten worden gebracht en gevormd tot een leger (Ez. 37:1, 10). De uittocht uit Egypte was daarom eigenlijk een opstanding. (Life-study of Exodus, pp. 305, 307-310)

WEEK 6DAG 4

Exo. 13:21-22 De Here ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan. Zonder ophouden bleef de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan de spits van het volk.

Joh. 6:63 De Geest is het die levend maakt; het vlees heeft geen enkel nut. De woorden die Ik tot u heb gesproken, zijn geest en zijn leven.

Exodus 13 openbaart dat de begeleiding en leiding van de Heer slechts komen wanneer aan zekere voorwaarden wordt voldaan. Zijn leiding en begeleiding zijn niet zonder voorwaarden.

De eerste voorwaarde is heiliging. Als we niet geheiligd zijn kunnen we de leiding van de Heer niet hebben.

We moeten ook het nieuwe begin van een ongezuurd leven ervaren. Geheiligd zijn en het nieuwe begin van een zondeloos leven hebben zijn de eerste twee vereisten om in staat te zijn de leiding van de Heer te ontvangen.

Een andere voorwaarde is opstanding. Om door de Heer geleid te worden moeten we niet in de natuurlijke mens zijn. Onze beenderen moeten opgewekt worden en bewegen. Dan zullen we, wanneer we niet langer in de natuurlijke mens zijn, de leiding en begeleiding van de Heer hebben.

Het bewegen van de beenderen van Jozef betekent opstanding. Hoewel deze beenderen dor waren, waren ze nog steeds in staat om te bewegen. Dit is een beeld van een mens in opstanding. Een dergelijke persoon kan door de Heer begeleid en door Hem geleid worden. Wanneer we in opstanding zijn, zijn we geschikt gemaakt om de begeleiding en leiding van de Heer te ontvangen (Life-study of Exodus, pp. 313-314).

Het beeld van de kinderen van Israël die uit Egypte gaan in overeenstemming met de leiding van de Heer openbaart dat de leiding van de Heer gegeven wordt wanneer wij aan Zijn voorwaarden hebben voldaan. We moeten geheiligd zijn, we moeten het nieuwe begin van een zondeloos leven hebben en we moeten in opstanding zijn. Dan zullen we begeleid worden door de Heer en door Hem geleid worden.

Exodus 13:21 en 22 zeggen: “De Here ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan. Zonder ophouden bleef de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan de spits van het volk.” De twee kolommen zijn eigenlijk één. Wanneer de nacht komt wordt de wolk een vuurkolom. Maar wanneer de dag aanbreekt wordt het vuur de wolk. Toch zijn het vuur en de wolk één.

In typologie is de wolk het symbool van de Geest. Terwijl Hij ons bereikt is de Geest van God als een wolk. Het vuur staat hier symbool voor het woord van God, dat een licht voor ons is. Daarom is de directe levende leiding die God ons geeft of door de Geest of door het Woord. Wanneer we een heldere hemel hebben is Hij een wolk. Maar wanneer de hemel donker is, is Hij het vuur. Wanneer de Heer leidt als de vuurkolom in de nacht, dan zal het licht van deze kolom ervoor zorgen dat de nacht dag wordt. Op deze manier konden de kinderen van Israël dag en nacht reizen.

In het christelijke leven moet er geen verschil zijn tussen de dag en de nacht. Eigenlijk moeten wij christenen geen enkele nacht in ons leven met de Heer hebben. In plaats daarvan moet onze nacht in een dag veranderen. Als we een nacht hebben die niet in een dag wordt veranderd, dan zijn we verslagen. Steeds wanneer we in duisternis zijn en slapen, ervaren we een nacht in ons leven als christenen. Maar als we de naam van de Heer aanroepen, worden we verlicht en onze nacht wordt dag.

Zowel de wolk als het vuur zijn symbolen van God, want Hij is zowel de Geest als het Woord. Bovendien is het Woord ook de Geest (Joh. 6:63; Eph. 6:17). De Heer, de Geest en het Woord zijn één om ons voortdurend te leiden en te begeleiden. Wanneer we helder zijn leidt God ons door de Geest. Maar wanneer we niet helder zijn, leidt Hij ons door het Woord. Terwijl het Woord ons duidelijk gemaakt wordt, wordt het de Geest in onze ervaring.

Of het nu als de wolk of het vuur is, Gods leiding is altijd als een kolom. In de Bijbel staat een kolom voor sterkte. Daarom is Gods leiding sterk; het staat rechtop en draagt gewicht. Door zo’n duidelijke begeleiding leidde God de kinderen van Israël (Life-study of Exodus, pp. 314, 316-317).

WEEK 6DAG 5

Exo. 14:22 Zo gingen de Israëlieten in het midden der zee op het droge; terwijl rechts en links de wateren voor hen waren als een muur.

Heb. 11:29 Door het geloof gingen zij door de Rode Zee als door droog land, waardoor de Egyptenaren, toen zij het probeerden, verzwolgen werden.

De laatste strijd van Farao was een type van de strijd van satan en zijn wereld over de gelovigen die gedoopt zullen worden. Wanneer satan en de wereld strijden over een nieuwe bekeerling, moeten we niet teleurgesteld zijn. We moeten veeleer beseffen dat deze strijd een omgeving voorbereidt voor de nieuwe gelovigen om een grondige doop te hebben (Life-study of Exodus, p. 323).

God gebruikte Farao om Zichzelf te verheerlijken en om Zijn behoudenis voor Zijn uitverkorenen uit te voeren. Farao’s tegenstand schiep een omgeving die het Pascha, de uittocht en het trekken door de Rode Zee mogelijk maakte. In hetzelfde principe gebruikt God satans tegenstand voor het volbrengen van de behoudenis van Zijn volk (vgl. voetnoot 3 RcV bij Job. 1:6). (Ex. 14:4, voetnoot 1 RcV).

Gods volledige behoudenis voor Zijn uitverkoren volk omvat het Pascha, de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee. Het was voor God noodzakelijk om een persoon als Farao te hebben voor het volbrengen van deze drie aspecten van de behoudenis. Zonder hem zouden er niet de juiste omgeving, omstandigheden, en situaties zijn geweest. Als we dit zien zullen we de Heer prijzen voor Zijn soevereiniteit. Farao’s tegenstand schiep een omgeving die het Pascha mogelijk maakte.

Op dezelfde manier was het met de hulp van Farao dat Gods volk hun uittocht uit Egypte maakte. Als Farao en de Egyptenaren vriendelijk voor hen waren geweest, zouden ze niet het verlangen hebben gehad om Egypte te verlaten. Maar Farao’s verdrukking van de kinderen van Israël schiep de omgeving voor hun uittocht uit Egypte en maakte het noodzakelijk voor hen om te gaan. Uiteindelijk dreef Farao Gods volk uit Egypte. Daarom werd Farao door God gebruikt om de uittocht van Zijn volk te volbrengen.

In de doortocht door de Rode Zee gebruikte God Farao nogmaals, maar nu om een situatie te scheppen om de doop van Zijn volk te bewerkstelligen. Door middel van de wolkkolom en de vuurkolom leidde God hen om een omweg te nemen. Terwijl zij de kolom volgden die hen voorging, werden zij geleid om hun kamp op te slaan bij de zee (Exo. 14:2).

Hoewel we satan haten, blijft God hem gebruiken. We zien uit gedeelten van het Woord zoals Openbaring 12 en het boek Job dat satan nog steeds toegang heeft tot de aanwezigheid van God in de hemel. Als wij God waren geweest zouden we onmiddellijk onze kracht hebben gebruikt om satan in de poel van vuur te werpen. We zouden hem tenminste hebben gedwongen om uit de hemel weg te blijven. Gods weg is echter hoger dan die van ons. Volgens Zijn weg gebruikt Hij satan voor de vervulling van Zijn eigen doel (zie ook het artikel ‘Satan, uitvoerder van Gods plan’ elders op de site). In hetzelfde principe gebruikte God satan voor Zijn verheerlijking, door de verharding van het hart van Farao en dat van de Egyptenaren (Exo. 14:8, 17).

De doop vereist geloof (Heb. 11:29; Col. 2:12). De kinderen van Israël hadden geloof nodig om de Rode Zee door te trekken. Eerst hadden ze totaal geen geloof. Door de massa water die ze voor zich hadden en het Egyptische leger achter hen, riepen ze het uit naar de Heer en klaagden tegen Mozes: “Waren er soms geen graven in Egypte, dat gij ons hebt meegenomen om te sterven in de woestijn? Wat hebt gij ons aangedaan door ons uit Egypte te leiden?” (Exo. 14:11). Hoewel het volk geen geloof had kwam het geloof toen God kwam om een woord te spreken. De Heer was niet boos op het volk voor hun gebrek aan geloof, zelfs hoewel ze getuige waren geweest van Zijn machtige en wonderbaarlijke daden in Egypte. Tegen Mozes, die als een mens door deze situatie ongetwijfeld in moeilijkheden verkeerde, zei de Heer: “Wat roept gij zo luid tot Mij? Zeg tot de Israëlieten, dat zij opbreken. En gij, hef uw staf op en strek uw hand uit over de zee en splijt haar; dan zullen de Israëlieten midden door de zee kunnen gaan op het droge” (Exo 14:15-16). Toen Mozes dit woord van de Heer ontving, hadden de kinderen van Israël spontaan het geloof om door de Rode Zee te trekken (Life-study of Exodus, pp. 319-321, 324, 337).

WEEK 6DAG 6

1Cor. 10:1-2 Want ik wil niet, broeders, dat u onbekend is, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan, allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee

Door de Rode Zee door te trekken werden de kinderen van Israël gered uit Egypte en ook gebracht in een bereik van vrijheid. Wat een behoudenis! In principe betekent voor ons vandaag de doop hetzelfde. Het redt ons van onze slavernij en brengt ons in absolute vrijheid in Christus. Zoals Kolossenzen 2:12 duidelijk maakt wordt dit volbracht “door het geloof in de werking van God.” Daarom moeten we, als we mensen dopen, hen bemoedigen om geloof in God te beoefenen als Degene die werkt. Er is geen twijfel dat het doortrekken van de Rode Zee volbracht was door Gods werk. Terwijl we nieuwe gelovigen dopen, hebben we zelf geloof nodig, en moeten we hen die gedoopt worden helpen om ook geloof te hebben. De nieuwe bekeerlingen moeten zich ervan bewust worden wat er met hen gebeurt op het moment dat zij gedoopt worden. Zij hebben geloof nodig om het water van de doop in te gaan en er doorheen te gaan. Wat een verschil maakt het als iedereen die deelneemt aan de doop vol geloof is! (Life-study of Exodus, p. 338).

Farao en het Egyptische leger werden in de Rode Zee begraven. Dit is een duidelijk beeld dat satan en de kracht van de wereld zijn begraven. Het is een feit dat de Egyptenaren werden beëindigd in de Rode Zee. Maar de betekenis van dit feit is dat toen wij werden gedoopt, satan en de wereld met haar tirannie werden beëindigd. Wanneer we anderen dopen moeten we hen vertellen dat terwijl zij begraven worden in de doop, satan en de wereld ook begraven worden. Hoe indrukwekkend is de doortocht door de Rode Zee als een beeld van de doop! Wanneer we dit beeld in het licht van het Nieuwe Testament in overweging nemen, hebben we een helder beeld van de betekenis van de doop.

[bijbelinfo: Alleen geloof geeft betekenis aan ons spreken, ons horen en ons handelen. Zonder geloof is het enige sresultaat van de waterdoop dat de dopeling nat wordt. De waterdoop is in zichzelf geen magische handeling, het bewerkt in zichzelf niets geestelijks; het is een getuigenis, een bede van een goed geweten tot God. Alleen geloof geeft er betekenis aan, geloof in de God die bevrijdt maakt waarlijk vrij]

In Zijn schepping heeft God de Rode Zee voorbereid om te dienen als een plaats om Zijn uitverkorenen te dopen. Vervolgens leidde Hij hen tijdens hun uittocht naar deze plaats. Dit was geen toeval; het was volgens het plan van God. God wilde Zijn volk brengen in een situatie waarin het voor hen onmogelijk was om terug te keren naar Egypte.

In 1Cor 10:1-2 zegt Paulus: “onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan, allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee.” Dit laat ons zien dat de doortocht door de Rode Zee een beeld was van de doop. De wolk verwijst hier naar de kolom, die de Heer Zelf was als Degene die Zijn volk leidde (Life-study of Exodus, pp. 339, 334).

Zoals de doortocht van de ark van Noach door de watervloed, zo was ook de doortocht door de Rode Zee een beeld van de doop (1Cor. 10:1-2 en voetnoten 14 tot en met 2³; Gen 7:17-23 en voetnoot 17¹). De wateren van de Rode Zee werden door God gebruikt om Zijn volk te redden en hen af te zonderen van Farao en Egypte. De kinderen van Israël werden door de Rode Zee tot in de woestijn gered, een bereik van opstanding en afzondering (Exo. 15:22 en voetnoot 1), waar zij vrij waren van alle slavernij om Gods doel te vervullen door de bouw van de tabernakel als Gods woonplaats op de aarde. Op dezelfde wijze worden de Nieuwtestamentische gelovigen door de doop gered van satan en de wereld in een bereik van opstanding (Rom. 6:3-5) en afzondering (Act. 2:40-41), waarin zij vrij zijn om Gods doel te vervullen door de opbouw van de Gemeente als de woonplaats van God.

Dit kenmerkte de voleindiging van de eerste fase van Gods volledige behoudenis van Zijn verkozen volk, een fase die het Pascha, de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee insluit. Het Pascha, een beeld van Christus met Zijn verlossing, was genoeg om Gods volk te redden van Gods rechtvaardige oordeel (Exo. 12:12-13). Maar om volkomen gered te worden uit de tirannie van Farao en de slavernij in Egypte hadden de kinderen van Israël de uittocht en de doortocht door de Rode Zee nodig. Op dezelfde wijze hebben de nieuwtestamentische gelovigen, nadat zij genoten hebben van de verlossing door Christus van Gods oordeel, het nodig om de wereld te verlaten en gedoopt te worden (vgl. Mk. 16:16 en voetnoot 1) (Ex. 14:30, voetnoot 1).