Printable version  Printable version
Uitgaande v/d genade ...
Bijbelcommentaren
De komst van de Heer
Geschiedenis en Tijd
    De eeuwige straf
    De strijd om het ...
    Geboorte van Jezus
    Geheimen van tijd
    Vroege kerk en vuur
    Doel van ... (1v3)
    Gerstover... (2v3)
    Tarwe en ... (3v3)
Herstel van alle dingen
Het geestelijke leven
Het Koninkrijk van God
Israel en Juda
Overig

Wanneer is Jezus nu ECHT geboren?

door Dr. Stephen E. Jones

De Bijbelteksten in dit boekje komen uit
de HERZIENE STATENVERTALING (HSV)
tenzij anders aangegeven.

Kopiëren voor niet-commerciële doeleinden toegestaan

Originele titel: When REALLY was Jesus Born?
Vertaald door: Remmer Remmers van Berea-Studies

Hoofdstuk 1: Het gebod van keizer Augustus
Hoofdstuk 2:
Toen Cyrenius over Syrië stadhouder was
Hoofdstuk 3:
Astrologische gebeurtenissen en vieringen in 3-2 v. Chr.
Hoofdstuk 4:
Jezus en Mozes: een profetische parallel
Hoofdstuk 5:
Het verhaal van koning Herodus
Hoofdstuk 6:
De echte data van de eclips
Hoofdstuk 7:
Herodus stierf op 70 jarige leeftijd in 1 v. Chr.
Hoofdstuk 8:
Tertullianus dateert de geboorte van Jezus
Hoofdstuk 9:
Irenaeus en Eusebius dateren de geboorte van Jezus
Hoofdstuk 10:
Wanneer werd Jezus dertig jaar?
Hoofdstuk 11:
Het vijftiende jaar van keizer Tiberius
Hoofdstuk 12:
Jezus is op het feest van de bazuinen geboren
Hoofdstuk 13:
Jezus is in 33 n.Chr. gekruisigd
Hoofdstuk 14:
Een samenvatting van de gebeurtenissen
Hoofdstuk 15:
De 70 weken van Daniël kwamen ten einde in 33 n.Chr.

In de tijd dat Jezus werd geboren gebruikte niemand een kalender die de tijd in jaren voor of na Zijn geboorte weergaf. De kalender die we tegenwoordig gebruiken en ons vertelt dat wij nu in bijvoorbeeld het jaar 2012 leven, werd pas 500 jaar na de geboorte van Jezus uitgevonden. Want in 533 n.Chr. vond Dionysius het idee van een “christelijk tijdperk” uit, een idee waarmee hij de tijd voor en na de geboorte van Jezus berekende. Hij noemde dat jaar 533 n.Chr. omdat hij de geboorte van Jezus 533 jaar eerder vaststelde.

Dionysius berekende dat Jezus aan het einde van het jaar 1 v.Chr. (zoals hij dit noemde) geboren is. Het eerste volle jaar na de geboorte van Jezus noemde Dionysius “in het jaar des Heeren”, Anno Domino 1, ofwel 1 A.D., ofwel 1 na Christus (n.Chr.). Uiteraard bestond het jaar nul niet, omdat nul in die tijd geen getal was. Daarom sprong zijn kalender meteen van 1 v.Chr. naar 1 n.Chr.

Alle historici zijn het er vandaag de dag mee eens dat Dionysius een fout heeft gemaakt met het geboortejaar van Jezus. Hij vergiste zich zelfs door te denken dat Jezus op 25 december geboren was, want de herders in Palestina bevonden zich zo laat in het jaar niet meer op het veld. Lukas 2:8 zegt ons dat op de nacht van de geboorte van Jezus de engelen de geboorte van Jezus aan herders is een nabijgelegen veld aankondigden. De meeste historici zeggen dat Jezus waarschijnlijk niet later dan oktober geboren is.

Wij zullen in bewijslast aandragen waarmee we bewijzen dat Jezus in 2 v.Chr. geboren is, op het moment van het Feest van de Bazuinen (Rosh Hashana), dat in dat jaar op 2 september viel. Tweeduizend jaar later is het dus 1999 n.Chr. (onthoudt, omdat er geen jaar nul bestaat, tweeduizend jaar na 2 v.Chr. het dus 1999 was, in plaats van 1998 n.Chr.)

Het Feest van de Bazuinen valt elk jaar op een andere datum, net zoals het geval is met Pasen en Pinksteren. Dit omdat deze dagen berekend worden volgens de maankalender. Dus toen het Feest van de Bazuinen in 2 v.Chr. op 29 September viel, valt het in 2012 op 16 September. Volgens de Hebreeuwse kalender is dit dus waarschijnlijk de 2013e verjaardag van Jezus.

Het gebod van keizer Augustus

De Bijbel biedt ons een paar historische details over de geboorte van Jezus. Deze details helpen ons om de datum van Zijn geboorte te bepalen. Lukas 2:1 zegt,

En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden.

Keizer Augustus kwam op 23 september in het jaar 63 v.Chr. als Octavianus ter wereld. Hij was de aangenomen zoon van keizer Julius (Julius Ceasar), die op de 15e van maart (Idus Martiae) in 44 v.Chr. gedood werd. Octavianus was toen nog maar 18 jaar. Het jaar daarop werd Octavianus Consul van Rome, dat een tweejarige aanstelling was. Hiermee werd het begin van zijn politieke carrière in Rome gemarkeerd. Enkele jaren later werd hij op 16 januari 27 v.Chr. uitgeroepen tot keizer van Rome en kreeg hij de titel keizer Augustus. Hiermee kwam de Romeinse Republiek ten einde en ontstond het Romeinse Rijk. Augustus regeerde vele jaren met veel bekwaamheid. Ten slotte stierf hij op 19 augustus 14 n.Chr., dat op de dag af precies 56 jaar na zijn aanstelling als Consul in Rome in 43 v.Chr. was.

De oorlogen van Rome kwamen na 7 v.Chr. ten einde en er leek een Gouden Eeuw van vrede voor heel het Rijk aan te breken. Vele soldaten werden van 7 tot 2 v.Chr. ontslagen van militaire dienst. De Romeinse dichter Vergilius had voor die tijd een Gouden Eeuw van vrede en voorspoed voorspelt. Dus toen de Tempel van Janus dichtging (waarmee de vrede binnen heel het rijk werd weergegeven), was overal een verhoogde graad van optimisme en vertrouwen aanwezig. Augustus werd beschouwd als Romeinse “vredevorst”.

Ten slotte beloonde de Romeinse Senaat op 5 februari 2 v.Chr. Augustus met de titel Pater Patriae, “Vader des Vaderlands”. Hierover schreef keizer Augustus in zijn boek Res Getae, paragraaf 35, dat geciteerd wordt op pag. 19 van het boek Roman Civilization van Lewis en Reinhold. Keizer Augustus schreef het volgende,

Toen ik mij in mijn dertiende jaar van functie als consul bevond, gaf de senaat, de ridderorde en de gehele Romeinse bevolking mij de titel van “Vader des Vaderlands”.

Toen de Romeinse Senaat deze aankondiging deed, gaven zij voor het hele Romeinse Rijk een gebod uit, dat iedereen die onder de autoriteit van Rome stond, ook hun toestemming van deze aankondiging moesten registreren en eveneens een eed van trouw moesten zweren aan Augustus. Dit is de inschrijving of registratie die in Lukas 2:1 wordt aangehaald, waardoor Jozef en Maria in Bethlehem terecht kwamen en waar Jezus geboren werd.

Toen Cyrenius over Syrië stadhouder was

Lukas vertelt ons ook dat deze inschrijving plaats vond “toen Cyrenius over Syrië stadhouder was” (Luk. 2:2). Deze verklaring heeft bij vele Bijbelgeleerden voor verwarring gezorgd; dit omdat zij geen volktelling kunnen vinden die van 7 v.Chr. tot 1 v.Chr. plaats vond. Ook is er geen bewijs te vinden dat Cyrenius voorafgaand aan 6 of 7 v.Chr. over Syrië stadhouder was. Vanwege deze reden hebben critici lang aangenomen dat Lukas de historische feiten onjuist heeft weergegeven, waarmee de inspiratie van de Schriften in diskrediet werd gebracht.

Nieuw bewijs is echter boven komen drijven, waarmee niet alleen de verklaring van Lukas wordt bevestigd, maar ook dat de geboorte van Jezus in 2 v.Chr. plaats vond, in plaats van 4 of 5 v.Chr., dat doorgaans aangenomen wordt. De bekende stadhouders over Syrië in die tijd waren:

·

Titius - 7 v.Chr. en eerder

·

Varus - 7 of 6 v.Chr. tot 4 v.Chr.

·

Saturninus - 4 v.Chr. tot 2 v.Chr.

·

Varus - 2 v.Chr. tot 1 n.Chr.

·

G. Caesar - 1 n.Chr. tot 4 n.Chr.

Volgens de Romeinse geschiedenis was Cyrenius (in het Latijn: Quirinius) in 6 of 7 n.Chr. stadhouder over Syrië en hij voerde datzelfde jaar een volkstelling uit met belastinginning als doelstelling. Deze datum is overduidelijk veel te laat voor de geboorte van Jezus. Toch was er een jaar waarin het mogelijk was dat Quirinius luitenant stadhouder van Syrië is geweest. Dit was in de zomer van 2 v.Chr., tussen Saturninus en het tweede stadhouderschap van Varus.

Historische documenten tonen aan dat Saturninus zich in mei van het jaar 2 v.Chr. nog steeds in Syrië bevond. Vervolgens is er een historische leegte in de documenten tot november waar we als eerste iets tegen komen over Varus die zich in Syrië bevindt. Wat er in de zes maanden van mei tot november in 2 v.Chr. is gebeurd is onbekend. We weten wel dat Quirinius op het gebied van inschrijving en belasting de specialist van de keizer was. Ook weten we dat Quirinius rond de tijd van de geboorte van Jezus naar Syrië en Palestina gestuurd is onder de titel van procureur (zie hoofdstuk 34 van het boek van Justinus de Martelaar: First Apology).

Eigenlijk was Quirinius in de tijd van de geboorte van Jezus geen “stadhouder”. Lukas 2:2 zou als volgt vertaald moeten zijn: “Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië uitspraak deed of haar taken beheerde.” Hij was geen stadhouder, maar de procureur. De “Cambridge Ancient History”, Vol. X, pag. 216 zegt het volgende,

Elke provincie had haar eigen procureur, die in de ogen van de provincialen net zo belangrijk als de stadhouder zelf was.

Dit toont aan dat de stadhouder en de procureur twee verschillende personen waren, hoewel beiden erg belangrijk. Quirinius was de procureur toen Jezus geboren werd, net zoals vele jaren later Pilatus de procureur was toen Jezus gekruisigd werd.

Dr. Ernest Martin doet een suggestie in zijn boek: “The Star that Astonished the World”, de editie uit 1996, pag. 197 naar demeest waarschijnlijke oplossing. Ik ben van mening dat dit de sleutel is waarmee wij deze geschiedenis kunnen verklaren.

Rond de tijd van Augustus bestond er nog geen vast gebruik voor stadhouders om op een bepaald moment in het jaar hun provinciale zetel van autoriteit in te nemen. Voor 1 mei 58 v.Chr. verliet Cicero de provincie … Dit voorbeeld toont aan dat op sommige momenten in de zomer de provincie geen zittende stadhouder had. Uiteraard had dan waarschijnlijk een luitenant een zekere mate van autoriteit. Atkinson laat ons in feite zien dat het gebruikelijk was om in de zomermaanden geen provinciale stadhouder te hebben. Misschien was dit ook wel het geval in de overgangsperiode van Saturninus tot Varus. Daarnaast was er een goede reden voor Saturninus en Varus om in de zomer van 2 v.Chr. in Rome te zijn… Het was het Zilveren Jubileum vanaf de troonbestijging naar volledige macht van Augustus en het was het jaar waar hij al Pater Patriae benoemd werd. Dit jaar werd beschouwd als het toppunt van de Augustijnse Vrede.

Dr. Martin toont aan dat dit in de zomer van 2 v.Chr. gebeurde, de zomer waarin keizer Augustus zijn Zilveren Jubileum vierde – ofwel, 25 jaar na zijn benoeming van keizer in 27 v.Chr. Eveneens was het, het 750e jaar nadat Rome gesticht was. Op 5 februari benoemde de Romeinse Senaat hem als “Vader des Vaderlands” ter ere van zijn Zilveren Jubileum. De hoofdmaand van dit feest was Augustus, de maand die na de keizer zelf vernoemd was. Als alle hoogwaardigheidsbekleders die zomer in Rome hadden willen zijn (wat goed zou zijn voor hun politieke carrière), dan zouden zowel Saturninus en Varus zich onder hen bevinden. Noch de aftredende Saturninus, noch de beginnende Varus zouden dit feest in Rome willen missen. Daarnaast was het de periode van ongekende vrede en konden zij gedurende die zomermaanden Syrië in de handen van een luitenant stadhouder en procureur overlaten.

Dr. Martin legt op pagina 197-198 van zijn boek uit hoe dit bereikt kon worden.

Quirinius was toen in Syrië om zijn rol als procureur uit te voeren door alle mensen in te laten inschrijven. Omdat Quirinius een hoge rang had en omdat de provincie aan alle kanten beveiligd was en er vrede heerste, was er geen enkele reden waarom Quirinius niet als opperbevelhebber werd aangesteld terwijl hij zijn verantwoordelijkheden als procureur uitoefende. Toen Saturninus in de late lente van 2 v.Chr. naar Rome ging bleef Quirininus tot oktober (of iets in die buurt) als totale bestuurder achter. Vanwege deze uitleg zouden sommige mensen kunnen gaan denken dat Quirinius de tijdelijke stadhouder van de provincie van Syrie zou zijn geweest. Toch zegt Lukas op geen enkele manier dat hij dit was. De titel die het meest van toepassing op Quirinius was, tijdens zijn werkzaamheden bij de volkstelling, was de titel Procureur.

Hier zegt dr. Martin heel duidelijk dat de enige keer dat Quirinius Syrië bestuurde, voorafgaand aan 6 n.Chr., de zomer en de vroege herfst van 2 v.Chr. was. Ook zegt hij dat Quirinius in 2 v.Chr. in Syrië was vanwege zijn registratie (telling), zodat de Romeinse Senaat de goedkeuring verkreeg om Augustus als Pater Patriae te benoemen.

Astrologische gebeurtenissen en vieringen in 3-2 v. Chr.

In de periode van 19 mei 3 v.Chr. tot 25 december 2 v.Chr. werden er aan de hemel zeer significante astrologische gebeurtenissen gezien, hetgeen van grote invloed voor Rome was. Omdat moderne astronomen deze gebeurtenissen met uiterste precisie hebben berekend, vertrouwen wij hier voor 100% op. Hieronder staan de gebeurtenissen zoals deze door dr. Martin op pagina 66 van zijn boek “The Star That Astonished the World” en met toestemming van de Griffith Observatory weergegeven worden.

Planetaire conjuncties van 19 mei 3 v.Chr. tot 25 december 2 v.Chr.

Datum

Conjunctie

19 mei 3 v.Chr.

Mercurius-Saturnus

12 juni 3 v.Chr.

Venus-Saturnus

12 augustus 3 v.Chr.

Venus-Jupiter

31 augustus 3 v.Chr.

Mercurius-Venus

14 september 3 v.Chr.

Jupiter-Regulus

17 februari 2 v.Chr.

Jupiter-Regulus

8 mei 2 v.Chr.

Jupiter-Regulus

17 juni 2 v.Chr.

Jupiter-Venus

26 augustus 2 v.Chr.

Mars-Jupiter

25 december 2 v.Chr.

Jupiter boven Bethlehem, vanuit Jeruzalem gezien

In deze tabel van planetaire conjuncties zien we dat er zich binnen 18 maanden vele significante astrologische gebeurtenissen voordeden van mei 3 v.Chr. tot december 2 v.Chr. Hoewel wij als christenen deze gebeurtenissen niet significant vinden, is het wel goed om te weten dat de Romeinen ze wel heel serieus namen. Deze gebeurtenissen verhoogde het optimisme van het feit dat de wereld een geweldige era van vrede en voorspoed inging. Augustus werd beschouwd als de Messias van de Romeinse wereld die deze Gouden Eeuw had ingeluid. Al deze zaken moeten wel invloed hebben gehad op de Senaat toen zij de aankondiging deden om Augustus als “Vader des Vaderlands” in februari 2 v.Chr. te benoemen.

Maar wie had ooit gedacht dat deze astrologische conjuncties de magiërs (wijzen) uit het oosten naïef navraag liet doen naar de nieuwgeboren Koning! Dit lokte een reactie bij Herodus uit, die erg leek op de gebeurtenissen rond de geboorte van Augustus. Op pag. 6 van het boek van dr. Martin citeert hij uit “Origins of Astrology” van Jack Lindsday,

Volgens Julius Marathus, een persoonlijke vertrouweling van keizer Augustus, had de Romeinse Senaat in het jaar 63 v.Chr. de opdracht gegeven om alle babyjongetjes die dat jaar geboren waren te doden omdat profetische dromen en astrologische tekenen erop zouden duiden dat er een “Koning der Romeinen” geboren zou worden.

Door deze gebeurtenissen in die tijd te reconstrueren kunnen we de mogelijkheid vaststellen dat de magiërs de planeet Jupiter volgden toen deze zich westwaarts bewoog totdat deze op 25 december 2 v.Chr. stil bleef staan boven Bethlehem. Hoewel dit niet de geboortedag van Jezus is, lijkt het er wel op dat het de datum was dat de magiërs arriveerden en hun geschenken aan de jonge Koning overhandigde.

De eerste significante planetaire conjunctie die in de lijst staat genoteerd vond 19 mei 3 v.Chr. plaats. Het was een conjunctie tussen Mercurius en Saturnus. Mercurius stond bekend als de bode van de goden. Johannes de Doper stond eveneens bekend als “de bode” (Mal. 3:1, NBV). De naam Maleachi betekent ook “bode” en is het hoofdthema van zijn boek. Is het niet waarschijnlijk dat dit teken in de hemelen plaats vond op het moment dat de engel tegen Zacharias vertelde dat hij een zoon zou krijgen die in de geest en kracht van Elia zou bedienen?

De magiërs waren experts in astrologische interpretaties en hebben deze zaken als tekenen aanschouwd. Deze tekenen spoorden hen aan om een verre reis naar het westen te maken, naar het land Judea, met de wetenschap dat de Messiaanse Koning geboren was. Ongetwijfeld wisten deze magiërs af van de profetieën van Daniël, die eeuwen eerder gedurende 70 jaar aan het hoofd van deze religieuze orde had gestaan (Dan 2:48). Wij weten niet hoeveel waarheid rond de tijd van Jezus geboorte verdraaid was, maar we weten wel dat de magiërs op het juiste moment arriveerden en door God geleidt werden naar de Ene die zij zochten. Dit spreekt voor zich.

In het overwegen van de significantie van deze conjuncties van Jupiter (zie de tabel op de vorige pagina), kan er een hoop gezegd worden. Jupiter werd beschouwd als de planeet van de Messias. De Hebreeuwse naam voor Jupiter was sedeq, “rechtvaardigheid”. Vaak wordt het als “Zadok” geschreven. Het staat in verbinding met de ordening van Melchi-zedek (Heb. 5:10), waarvan Jezus de Hogepriester is. Zodoende was de Messias verbonden aan de tekenen in Jupiter, ofwel sedeq.

De Hebreeën beschouwde Jupiter als de planeet die ze associeerden met Jeruzalem en de regering hiervan, hoewel de Romeinen het beschouwden als de planeet van Rome. Toch gingen de magiërs niet naar Rome, maar naar Jeruzalem toen zij Jupiter westwaarts volgden. Jesaja 1:26 noemt Jeruzalem “ de stad van sedeq”. Dit kan vertaald worden als “de stad van rechtvaardigheid” of als “de stad van Jupiter”. De magiërs volgden Jupiter dus naar de stad van Jupiter-Jeruzalem. In een nabijgelegen stad Bethlehem vonden zij de Messias, de Hogepriester naar de ordening van Melchi-zedek.

Net zoals Jupiter beschouwd werd als de planeet van de Messias, werd Regulus eveneens beschouwd als de ster van de Messias. Regulus bevind zich tussen de voeten van het sterrenbeeld Leo, de Leeuw van de stam Juda. Deze ster is de “schepter” en de “wetgever” (Statenvertaling) waar in Genesis 49:9-10 aan gerefereerd wordt,

Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van den roof opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? 10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

De magiërs begrepen de betekenis toen Jupiter en Regulus tussen september 3 v.Chr. en mei 2 v.Chr. drie conjuncties in het sterrenbeeld Leo hadden. Het pad van Jupiter vormde in feite direct boven Regulus een lus of kring, alsof de Koningsplaneet de Koningsster “kroonde”. Op 17 juni 2 v.Chr. culmineerde dit in een van de meest spectaculairste conjuncties die ooit waargenomen zijn. Jupiter en Venus kwamen zo dichtbij elkaar dat het net één ster leek te zijn (.01 mate van scheiding).

Meteen na deze drie conjuncties begon Jupiter zich aan de hemel westwaarts te bewegen. Misschien begrepen de magiërs dat de grote hemelse voorstelling was afgelopen, want ze besloten vervolgens om de “ster” naar Jeruzalem “te volgen”. Dit moet ongeveer een reis van vier maanden zijn geweest, want zo lang deed Ezra erover om dezelfde reis vanuit Babylon te maken (Ezra 7:6-9).

Als de laatste conjunctie op 17 juni plaatsvond, dan zou het kunnen dat begin juli Jupiter zich westwaarts begon te bewegen en zouden de magiërs hun voorbereidingen voor hun reis hebben gemaakt. Als zij eind augustus vertrokken zijn, dan zouden zij aan het einde van december gearriveerd zijn. Jezus zou dan tijdens hun reis op 29 september geboren zijn.

Het eerste wat de magiërs deden toen zij in Jeruzalem arriveerden was de inwoners daar raadplegen waar de Koning geboren was (Mat. 2:1-2). Zij hadden geen flauw benul dat zij een wespennest in wandelden. Twee weken eerder hadden Matthias de hogepriester en een rabbi, eveneens Matthias genaamd, enkele jonge studenten aangezet tot het neerhalen van de Romeinse gouden adelaar van de tempelmuur. Herodus verkeerde in een toestand van waanzin, dit niet alleen vanwege deze belediging, maar ook omdat hij erg ziek en paranoïde was omdat hij de leeftijd van 70 jaar bereikte. De studenten hadden verraad gepleegd, hetgeen Herodus erg kwaad maakte. En om de zaken nog ernstiger te maken arriveerden de magiërs in het midden van het onderzoek om te vragen waar de nieuwe Koning was geboren!

De spionnen van Herodus vertelden hem over deze mysterieuze vreemdelingen, waarna hij hen wilde spreken. Herodus vroeg in het bijzonder naar het moment dat de ster verscheen (Mat. 2:7). Het antwoord staat helaas niet opgetekend in de Bijbel, maar we kunnen aannemen dat zij hem de astrologische tekenen van de afgelopen 19 maanden hebben verteld. Herodus was overstuur en Mattheüs zegt dat hij in verwarring raakte en heel Jeruzalem met hem (Mat. 2:3).

Omdat astrologie geen exacte wetenschap is variëren de interpretaties altijd erg, zelfs onder hen die erin bedreven zijn. Het is erg lastig om vast te stellen of de Koning aan het begin van de hemelse conjuncties geboren was, of dat het vele maanden later gebeurde. Voor een paranoïde koning die zonder aarzeling potentiële rivalen vermoordde was het erg natuurlijk om alle kinderen die de afgelopen twee jaar in Bethlehem geboren waren simpelweg te vermoorden.

Toen de magiërs vertrokken hebben ze waarschijnlijk naar de hemel gekeken om vervolgens met hun meetinstrumenten te ontdekken dat Jupiter zich sinds de vorige nacht niet meer had bewogen. Jupiter dreef af naar het zuiden van Jeruzalem, in de richting van Bethlehem. Dit was een bevestiging van het woord van de profeet Micha, hetgeen ze geleerd hadden van de overpriester (Mat. 2:4-6).

Herodus stuurde de magiërs naar Bethlehem, zodat zij de Koning zouden vinden die zij zochten (Mat. 2:8). Mattheüs had ons ongetwijfeld bericht dat zij Jezus in een andere stad hadden gevonden, nadat had Herodus hen naar Bethlehem gestuurd. Het lijkt er dus op dat zij op 25 december 2 v.Chr. arriveerden en de Messias hun geschenken overhandigden, namelijk goud, wierook en mirre. Hiermee is blijkbaar de oorsprong van de traditie ontstaan om elkaar op 25 december geschenken te geven, het was echter niet op het moment van Jezus’ geboorte. Daarom noemt Mattheüs Jezus, op het moment dat de magiërs arriveren, ook geen Kindje, maar een Kind.

De evangelieschrijvers gebruiken rond de verhalen van Zijn geboorte, twee verschillende termen voor het baby’tje Jezus. De Griekse woorden beschrijven Hem als brephos en paidion. Toen de herders naar Hem kwamen, in dezelfde nacht dat Jezus geboren was, zegt Lukas dat hij een brephos was, en Kindje (Luk. 2:16). Maar drie maanden later arriveren de magiërs en vinden zij een Kind (Mat. 2:9). Vele hebben betoogd dat het verschil tussen deze woorden, het verschil is tussen een kind en een kleuter. Deze laatste opmerking, samen met het feit dat Herodus de opdracht gaf om alle kinderen in Bethlehem van twee jaar of jonger te vermoorden, heeft ervoor gezorgd dat veel mensen zijn gaan geloven dat Jezus rond de twee jaar was toen de magiërs arriveerden. Toch moeten wij heel voorzichtig zijn om niet teveel in deze gedachte mee te gaan.

Nadat de herders Jezus hadden gezien vertelden zij een ieder over de paidion die zij aanschouwd hadden. Maar dit betekent niet meteen dat Jezus een twee jarige kleuter was. Toen Jezus op de achtste dag besneden werd, beschrijft Lukas Hem als een paidion (Luk. 2:21). Hieruit blijkt dat het Griekse woord paidion ook gebruikt werd om een baby van negen dagen te beschrijven.

Het punt dat wij willen maken is om, vanwege het feit dat hij rond die tijd als paidion beschreven werd, er niet zomaar mee in te stemmen dat de magiërs een kleuter aantroffen. Ik ben van mening dat Jezus drie maanden oud was toen de magiërs arriveerden. Uiteraard verbleef Hij niet langer in de stal, want in Mat. 2:11 lezen we dat zij Hem in een “huis” in Bethlehem vonden. Het is eveneens erg onwaarschijnlijk dat de ouders van Jezus in Bethlehem zijn gebleven – zelfs niet in een huis – gedurende de twee jaar na zijn geboorte. De meeste logische verklaring is dat Jezus in een stal geboren is, hier vonden de herders Hem ook. De volgende dag stelde iemand misschien wel zijn huis voor hen open, nadat hij het getuigenis van de herders had gehoord, zodat Maria kon rusten na haar bevalling en weer op krachten kon komen. Om wat voor reden verbleven zij daar wat langer dan verwacht, zodat de magiërs na drie maanden op 25 december met hun geschenken arriveerden. In die nacht werd een van de magiërs in een droom gewaarschuwd om via een andere weg huiswaarts te keren (Mat. 2:12), ook waarschuwde God Jozef in een droom om naar Egypte te gaan (Mat. 2:13). Vanaf dat moment verliet het gezin Bethlehem.

Jezus was op de avond van het Feest van de Bazuinen geboren, hetgeen in 2 v.Chr. op 29 september viel. Na precies drie maanden namen Jozef en Maria Jezus naar Egypte, het “huis (volk) van Farao”. Dit geschiedde om het profetische patroon van de geboorte van Mozes te vervullen.

Jezus en Mozes: een profetische parallel

Het Nieuwe Testament zegt ons niet hoe oud Jezus was toen Jozef en Maria Hem Egypte in brachten. Het enige wat we weten is dat in de nacht dat de magiërs arriveerden, God de magiërs in een droom waarschuwde om niet terug te keren naar Herodus en Hij droeg Jozef eveneens in een droom op om met het gezin naar Egypte te vluchten, om hen te beschermen tegen de woede van Herodus. Zij ontsnapte allemaal, hetgeen Herodus woedend maakte.

Als de magiërs Jezus in de nacht van 25 december hadden gezien, dan moet God ook diezelfde nacht tot hen gesproken hebben. Omdat het gevaar erg dreigend was zouden zij dan uiteraard de volgende dag meteen vertrokken zijn. Zij zouden dan op 29 september in Egypte aangekomen zijn, Jezus was dan precies 3 maanden oud. Dit is dezelfde leeftijd die Mozes had toen hij opgenomen werd binnen het huis van Farao voor zijn bescherming tegen het bevel van de koning. Exodus 2:2-3 zegt,

De vrouw werd zwanger en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij mooi was, verborg zij hem drie maanden. 3 Maar toen zij hem niet langer kon verbergen, nam zij voor hem een mandje van biezen en bestreek het met asfalt en pek. Zij legde het kind daarin en zette het tussen het riet aan de oever van de Nijl.

Het verhaal gaat verder en zegt ons dat Mozes door de dochter van Farao gevonden werd en binnen de familie geadopteerd werd. Jezus was een Profeet gelijk Mozes (Hand. 3:22). Velen hebben de vergelijking al gemaakt tussen de kindermoord rond de geboorte van Mozes en de kindermoord rond de geboorte van Jezus. Maar onze studie binnen de chronologie en astrologie duidden erop dat zowel Mozes als Jezus op de leeftijd van drie maanden van de dood gered werden: Mozes omdat hij het huis van Farao inging; Jezus omdat Hij naar Egypte ging.

Zo zien wij dat de Griekse Orthodoxe Kerk sinds lange tijd de Kindermoord in Bethlehem op 29 december herdenkt. De Engelse Kerk doet dit op 28 december. Op dit punt zitten zij waarschijnlijk erg dicht bij de waarheid.

Het verhaal van koning Herodus

Een maand voordat hij zelf stierf begon Herodus de kinderen in Bethlehem te vermoorden. De gebeurtenissen die aanleiding waren tot deze tragedie waren enkele rabbijnse leraren in de tempel die hun studenten opdroegen om de gouden adelaar van de tempelmuur neer te halen, want in hun ogen was het een blasfemisch gebeiteld beeld. Koning Herodus raakte waanzinnig en terwijl hij deze zaak onderzocht arriveerden de magiërs uit het oosten en vroegen naar de nieuwe “koning der Joden” die geboren was.

Heel sluw als hij was stuurde Herodus hen naar Bethlehem om deze nieuwe koning te vinden. Zij vonden Jezus daar, maar gingen via een andere route huiswaarts, terwijl het gezin van Jezus naar Egypte vluchtte. Zoals we al vertelden gebeurde dit in de laatste dagen van december 2 v.Chr. Kort hierna executeerde Herodus op 9 januari een rabbi genaamd Matthias d.m.v. de brandstapel, hij durfde echter niet de hogepriester te executeren, die eveneens Matthias heette. Hij ontsloeg hem slechts uit zijn ambt. Diezelfde nacht was er een maansverduistering. Een paar weken later stierf Herodus zelf. Dit verhaal wordt door Josephus in “Antiquities of the Jews”, boek XVII, vi, 4, verteld,

Maar Herodus beroofde deze Matthias van zijn hogepriesterschap en verbrandde de andere Matthias en zijn metgezellen, die de opstand waren begonnen, levend. Diezelfde nacht was er een maansverduistering. Maar de ziekte van Herodus verergerde op een dusdanig heftige manier, dit vanwege Gods oordeel over zijn zonden …

Twee weken later stierf Herodus. Historici dateren de geboorte van Jezus door de tijd van de eclips die zich voordeed in de nacht dat Herodus Matthias en zijn vrienden executeerde te berekenen. Zij nemen over het algemeen aan dat Jezus ongeveer twee jaar was toen Herodus de kinderen in Bethlehem vermoordde. Daarom proberen zij de geboorte van Jezus ongeveer 2 jaar na de dood van Herodus vast te stellen. Het is breed gedragen dat Jezus in 4 v.Chr. geboren is. Deze opvatting is hoofdzakelijk gebaseerd op een voetnoot van een negentiende-eeuwse redacteur in Josephus. Die redacteur geeft op de volgende manier een verklaring op de vraag over de maansverduistering:

De maansverduistering (die slechts de enige eclips van de armaturen is, die door Josephus in al zijn geschriften wordt aangehaald) is het meest belangrijke gevolg om de tijd van de dood van Herodus en Antipater, en de geboorte en gehele genealogie van Jezus Christus, vast te stellen. Het geschiedde op 13 maart, in het jaar 4710 van de Julian periode en het vierde jaar voor de christelijke era.

Als dit werkelijk waar zou zijn, zoals de redacteur ons doet geloven, dan zou Herodus kort na 13 maart in 4 v.Chr. gestorven zijn. Jezus zou dan in de voorafgaande herfst geboren moeten zijn, in het jaar 5 v.Chr. Het zou onmogelijk zijn dat Jezus in de herfst van 4 v.Chr. geboren was, want dat zou dan zes tot acht maanden NA dood van Herodus zijn geweest. Als Herodus al rond 1 april in 4 v.Chr. gestorven was, hoe zou hij dan de opdracht gegeven kunnen hebben om de kinderen in Bethlehem te vermoorden of zelfs de wijzen gezonden kunnen hebben om te zoeken naar het kind als Jezus veel later dat jaar geboren zou zijn? Met andere woorden, om te zeggen dat de geboorte van Jezus in 4 v.Chr. plaats heeft gevonden is ronduit belachelijk.

Omdat er rond die tijd in Jeruzalem maar een aantal maansverduisteringen zichtbaar waren, blijven er nog maar een paar jaar over als mogelijkheden voor de dood van Herodus – waardoor wij de geboorte van Jezus kunnen bepalen, door vanaf de dood van Herodus terug te tellen. Als wij ons meer gaan verdiepen in de gebeurtenissen die plaats vonden volgens Josephus, dan zullen we ontdekken dat de maansverduistering van 13 maart 4 v.Chr. niet de verduistering was toen ook Matthias door Herodus geëxecuteerd werd. En door dit te bewijzen zien wij eveneens dat Jezus niet in het najaar van 4 v.Chr. of die van 5 v.Chr. geboren is.

De echte data van de eclips

In goede onderzoeksbibliotheken bevind zich een boek met de naam “Solar and Lunar Eclipses of the Ancient Near East from 3000 B.C. to 0 with Maps”, van Manfred Kudlek en Erich H. Mickler. Hierin staat een lijst met alle zons- en maansverduisteringen die in de jaren voor de christelijke era vanuit Jeruzalem zichtbaar waren. De maansverduisteringen die voor onze studie interessant zijn, zijn op pag. 156 van dat boek in kaart gebracht:

3 augustus 9 v.Chr.
28 november 9 v.Chr.
18 november 8 v.Chr.
3 maart 5 v.Chr.
15 september 5 v.Chr.
13 maart 4 v.Chr.
17 juli 2 v.Chr.
9 januari 1 v.Chr.
8 november 2 n.Chr.
4 augustus 3 n.Chr.

De twee eclipsen die dikgedrukt zijn, zijn degenen die wij zullen bestuderen. Zoals we al zagen is de eclips van 13 maart 4 v.Chr. de verkeerde. Wij kunnen afdoende bewijzen dat de eclips die samenviel met het uit het ambt zetten van de hogepriester Matthias op 9 januari 1 v.Chr. plaats vond. Herodus stierf vervolgens eind januari. Dit betekent dat Jezus de voorafgaande herfst tijdens het Feest van de Bazuinen geboren was op 29 september 2 v.Chr.

Herodus stierf op 70 jarige leeftijd in 1 v. Chr.

Josephus zegt ons in “Antiguities of the Jews”, XVII, vi, 1, dat Herodus 70 jaar was toen hij stierf,

En toen hij wanhopig was om te herstellen (want hij was rond de 70 jaar), werd hij woester en koesterde hij bij elke gelegenheid bittere woede.

Josephus bevestigt dit in een ander boek, namelijk “Wars of the Jews”, xxxiii, 1, waar hij over hetzelfde onderwerp schrijft,

Het humeur van Herodus werd meer en meer meedogenloos; dit omdat zijn tekortkomingen hem op zijn oude dag zwaar vielen en omdat hij in melancholische staat verkeerde. Hij was inmiddels ook alweer bijna 70 jaar oud.

Josephus zegt ons ook dat Herodus in 47 v.Chr., wanneer zijn vader hem als stadhouder van Galilea aanstelt, 47 jaar oud is. (Zie “Antiquities of the Jews”, XIV, ix, 2, met voetnoot.) Als koning Herodus in het jaar 47-46 v.Chr. 25 jaar was, dan was hij in het jaar 2-1 v.Chr. 70. Daarom moeten wij een eclips vinden die in 2 of 1 v.Chr. plaats vond om zo zijn tijdstip van overlijden vast te stellen. In onze lijst zien wij slechts 2 mogelijkheden: de een op 17 juli 2 v.Chr., de ander op 9 januari 1 v.Chr.

Van deze twee kunnen we degene die zich op 17 juli 2 v.Chr. voordeed meteen elimineren, dit omdat het zich op het verkeerde tijdstip in het jaar voordeed. Volgens de optekeningen van Josephus stierf Herodus twee of drie maanden voor Pascha. Hierdoor kan de eclips in juli 2 v.Chr. weggestreept worden. Josephus beschrijft heel nauwkeurig de gebeurtenissen die plaatsvonden tussen de dood van Herodus tot aan Pascha. Daarom moeten we zoeken naar een maansverduistering die ergens in de winter, maar zeker niet later dan maart, plaats vond.

DE ENIGE MOGELIJHEID is dan de maansverduistering van 9 januari 1 v.Chr. Geen enkel andere eclips deed zich rond die tijd voor toen Herodus in 1 v.Chr. 70 jaar oud was. Wanneer Herodus vlak na de maansverduistering van 13 maart 4 v.Chr. was overleden, zou hij 67 of bijna 68 jaar zijn geworden. Wanneer Herodus kort na de maansverduistering van 8 november 2 n.Chr. zou zijn overleden, zou hij 72 zijn geworden.

Daarom concluderen wij dat Herodus op 9 januari 1 v.Chr. Matthias doodde. Herodus zelf stierf eind januari, waardoor Jozef en Maria op tijd voor het Pascha van 1 v.Chr. weer vanuit Egypte konden terugkeren.

Tertullianus dateert de geboorte van Jezus

Geen enkele oude historici of Kerkvader plaatste de geboorte van Jezus voor 3 v.Chr. De meeste dateerde Zijn geboorte in wat we nu 2 v.Chr. noemen. Tertullianus is rond 160 n.Chr. geboren. Hij was een Romeins advocaat, één van de betere opgeleide en voortreffelijke vroege Kerkvaders. De kennis van Tertullianus wat betreft de Romeinse geschiedenis was net zo vers als onze kennis van de Tweede Wereldoorlog. Hij had toegang tot alle archieven van het Romeinse Rijk waardoor hij de geboorte van Jezus kon dateren. In 198 n.Chr. schreef Tertullianus “An Answer to the Jews”, waarin hij het een en ander zegt over het jaar van de geboorte van Jezus:

Laten wij ons bovendien zien hoe in het 41e jaar van het rijk van Augustus, toen hij gedurende achtentwintig jaar na de dood van Cleopatra had geregeerd, de Christus geboren werd (en diezelfde Augustus leefde na de geboorte van Christus nog eens vijftien jaar; en de overige jaren tot aan de geboorte van Christus brengen ons tot het 41e jaar, hetgeen het achtentwintigste jaar na de dood van Cleopatra van Augustus was.)

Onthoudt dat Tertullianus enkele eeuwen voor Dionysius leefde. Dit is de reden waarom hij de gebeurtenissen niet in v.Chr. of n.Chr. dateert. In plaats daarvan dateert hij de gebeurtenissen volgens de Romeinse geschiedenis, waarmee hij zeer bekend was.

Tertullianus dateerde de geboorte van Jezus op drie manieren. Ten eerste zegt hij dat Jezus geboren was in het 41e jaar van Augustus. Wij weten dat Augustus (Octavianus) zijn regering in 43 v.Chr. begon, dus Octavianus – die later bekend werd onder de naam Augustus – werd voor het eerst op 19 augustus 43 v.Chr. benoemd als Consul van Rome. Hier dateert de Romeinse geschiedenis het begin van de heerschappij van Octavianus.

Zijn 41 jaar ging van 3 v.Chr. naar 2 v.Chr. over. Daarnaast zegt Tertullianus dat Augustus 15 jaar na de geboorte van Jezus leefde. Romeinse historici zeggen ons dat Augustus op 19 augustus 14 n.Chr. stierf. Hij stierf precies 56 jaar na de dag waarop hij voor het eerst Consul van Rome was geworden. Daarom hebben alle historici dit ongewoonlijke toeval opgetekend.

Volgens Tertullianus moet Jezus dus ongeveer 15 jaar voor 14 n.Chr. geboren zijn, oftewel 2 v.Chr. (Bij deze berekening moet u weten dat het jaar nul niet bestaat.) Dit was 15 jaar voordat Augustus stierf en het was eveneens het 41e jaar van zijn regering.

Ten slotte zegt Tertullianus dat het 41e jaar van Augustus (toen Jezus geboren werd), het 28e jaar na de dood van Cleopatra was. Een van de sleuteldata binnen de Romeinse geschiedenis is de slag bij Actium, waarbij de marinestrijdmacht van Octavianus de marinestrijdmacht van Antonius en Cleopatra versloegen. Deze slag wordt gedateerd op 2 september 31 v.Chr. Een jaar later plegen zij en Marcus Antonius in augustus van 30 v.Chr., als alternatief voor gevangenschap, zelfmoord. Hiermee eindigde de strijd om de macht en verkreeg Octavianus het totale leiderschap van Rome. Drie jaar later benoemde de Romeinse Senaat hem als “Augustus”. De Romeinse Republiek was ten einde gekomen; het Romeinse Rijk was tot stand gekomen.

Irenaeus en Eusebius dateren de geboorte van Jezus

Irenaeus, een andere Kerkleider, verklaart in zijn boek “Against Heresies”, III, xxi, 3, dat: “Onze Heer rond het 41e regeringsjaar van Augustus geboren is”. Hij zegt dus, net zoals Tertullianus, dat Jezus in 2 v.Chr. geboren is.

Eusebius, de bisschop van Caesarea (264-340 n.Chr.) staat bekend als ‘de vader der Kerkgeschiedenis’. Hij was degene die de eerste echte geschiedenis van de christelijke Kerk schreef. Over de geboorte van Jezus zegt hij in “Ecclesiastical History”, Boek 1, Sec. 5,

Het was het 42e jaar van de regering van Augustus en het 28e jaar na de onderwerping van Egypte en de dood van Antonius en Cleopatra …

Eusebius laat het 28e jaar na de dood van Cleopatra overeenkomen met het 42e jaar van Augustus. Hiermee corrigeert hij de mogelijke misvatting binnen de geschriften van Irenaeus en Tertullianus, die zeggen dat het zijn 41e jaar was. Formeel gesproken zou het 41e jaar in augustus 2 v.Chr. eindigen, hetgeen dichtbij de geboorte van Jezus komt, maar er toch een maand naast zit. Jezus is op 29 september 2 v.Chr. geboren. Daarom stelt Eusebius de tijd van de geboorte van Jezus een stukje beter vast dan hoe Tertullianus dit een eeuw eerder had gedaan.

Het 42e jaar van Augustus besloeg de periode van augustus 2 v.Chr. tot augustus 1 v.Chr. Het 42e jaar van Augustus ging van augustus 2 v.Chr. tot augustus 1 v.Chr. Als Eusebius gelijk zou hebben, zou Jezus in september van 2 v.Chr. geboren zijn. Ik ben van mening dat hij op de avond van het Feest van de Bazuinen geboren is, hetgeen dat jaar op 29 september viel.

Clemens van Alexandrië (geboren rond 150 n.Chr.) zegt eveneens dat Jezus in het 15e jaar voor de dood van keizer Augustus is geboren – oftewel in 2 v.Chr.

Volgens de eminente W.E. Filmer, die een artikel heeft geschreven waarmee hij bewees dat Jezus in 2 v.Chr. geboren is, “waren er voor het jaar 500 niet minder dan 10 christelijke getuigen die overeenstemden met het jaar waarin Christus geboren was”. Als suggestie waarom zo velen overeenstemden met het jaar van Zijn geboorte, hoewel zij wat betreft andere data zeer uiteen liepen, zegt hij dat de Romeinen officieel bewijs van zijn geboortejaar hadden. Zij hadden ten slotte een bevel uitgevaardigd in het jaar van de geboorte van Jezus, waardoor Jozef en Maria voor hun inschrijving in Bethlehem terecht kwamen. De resultaten van dit bevelschrift waren blijkbaar publiekelijk te bezichtigen, want Justinus de Materlaar schreef halverwege de tweede eeuw in zijn “First Appology, 34,

Nu is er een stad in het land van de Joden, vijfendertig stadia vanaf Jeruzalem, waar Jezus geboren is, hetgeen u eveneens kunt afleiden vanuit de registers van de volkstelling onder Cyrenius, uw eerste procureur in Judea.

Zo concluderen wij dat vele vroege Kerkleiders instemden met de datum van de geboorte van Jezus, dit omdat de Romeinse documenten voor een ieder in te zien waren. Het is jammer dat de meeste van deze documenten zich achter slot en grendel bevinden binnen de archieven van het Vaticaan, waar zij voor het publiek verborgen blijven.

Wanneer werd Jezus dertig jaar?

Als Jezus in september van 2 v.Chr. geboren is, dan zou hij, om Zijn bediening op 30 jarige leeftijd te beginnen, gedoopt moeten zijn in september van 29 n.Chr. Het Nieuwe Testament dateert het begin van Zijn bediening niet, maar het zegt wel dat Hij 30 was toen Hij Zijn bediening inging. Lukas 3:23 zegt ons dat Jezus “ONGEVEER dertig jaar was” toen Hij Zijn dienstwerk begon. In het Grieks betekent het woordje “ongeveer” NIET om en nabij, zoals we dit tegenwoordig in het Nederlands bedoelen. Het betekent precies, of zeer in de buurt van 30 jaar.

We moeten het dateren van de bediening van Jezus afleiden van het begin van de bediening van Johannes de Doper, die ongeveer zes maanden ouder was dan Jezus en dus eveneens zijn bediening op 30 jarige leeftijd begonnen is, zoals de wet dit voor priesters voorschrijft. In Numeri 4:2 en 3 staat,

Neem het aantal op van de nakomelingen van Kahath, uit het midden van de nakomelingen van Levi, ingedeeld naar hun geslachten en naar hun families, 3 van dertig jaar oud en daarboven, tot vijftig jaar oud, ieder die tot de dienst verplicht is, om het werk in de tent van ontmoeting te verrichten.

Vanuit Lukas 1:36 weten wij dat de moeder van Johannes vijf of zes maanden van hem zwanger was toen Maria door de Heilige Geest werd bevrucht. Dit maakt Johannes dus vijf of zes maanden ouder dan Jezus. Johannes kwam uit een priesterlijk geslacht (Lukas 1:5), en daarom zal hij net zoals Jezus zijn onafhankelijke, volwaardige bediening begonnen zijn op 30 jarige leeftijd. In de lente van een bepaald jaar werd hij 30. Wij weten dat Jezus zijn bediening in het najaar van een bepaald jaar begon, eveneens op 30 jarige leeftijd.

Het vijftiende jaar van keizer Tiberius

Zowel Johannes als Jezus begonnen hun bediening in het vijftiende jaar van keizer Tiberius. Lukas 3:1-3 zegt,

In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius … 2 geschiedde het woord van God tot Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn. 3 En hij kwam in heel de omgeving van de Jordaan en predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden.

Omdat de Bijbel zijn bediening volgens de Romeinse geschiedenis dateert, moeten wij naar de Romeinse geschiedenis gaan kijken om de startdatum van Johannes’ bediening te bepalen. Wanneer we dit weten, kunnen we er simpelweg vijf of zes maanden aan toevoegen om het begin van Jezus’ bediening en Zijn doop te bepalen.

Toen hij voor het eerst als consul van Rome benoemd werd, begon Augustus (d.w.z. Octavianus) op 19 augustus 43 v.Chr. zijn carrière. Hij stierf precies 56 jaar later op 19 augustus 14 n.Chr. Vanwege dit ongewone toeval hebben vele Romeinse historici deze gebeurtenis opgetekend, waardoor het één van de best vast gestelde data in de Romeinse geschiedenis is.

Zijn aangenomen zoon Tiberius begon zijn regering op 19 augustus 14 n.Chr. toen Augustus stierf. Uiteraard oefende Tiberius al macht uit voordat Augustus werkelijk stierf, waardoor sommige van mening waren dat zijn eerste jaar wat eerder begon vanwege het co-regentschap. Bewijslast toont ons echter dat Tiberius zijn eerste jaar nooit officieel geclaimd heeft voor de dood van Augustus.

In de “Bible Chronology” (pag. 450) zegt Adam Rutherford ons dat kort nadat Tiberius zijn regering begon, munten ter ere van hem werden geslagen in Antiochië. Deze werden dubbel gedateerd als het eerste jaar van Tiberius en het 45e jaar na de slag bij Actium (2 september 31 v.Chr.). Romeinse historici dateren hun geschiedenis vaak volgens de “Actium Era”, die in september van 31 v.Chr. begon. Omdat het jaar nul niet bestaat strekt het 45e jaar van de Actium Era zich uit van september 14 n.Chr. tot september 15 n.Chr.

Ongeacht wat anderen zeggen over zijn co-regentschap met Augustus in de laatste dagen van zijn leven, bewijzen deze munten dat het eerste jaar van Tiberius zich uitstrekte van 14 tot 15 n.Chr. Rutherford bevestigd dit met de volgende woorden: “Er is geen geval bekend waarbij de jaren van het bewind van Tiberius worden berekend vanaf zijn vorige gedeeltelijke associatie met Augustus” (Ibid., pag. 451).

Enkele jaren later werden er nog meer munten geslagen, die gedateerd werden naar het derde jaar van Tiberius en het 47e jaar van de Actium Era. Wederom bewijzen deze munten dat het bewind van Tiberius vanaf het begin 14 n.Chr. in zijn eigen tijd officieel erkend werd. Tiberius heeft nooit geprobeerd de lengte zijn bewind te vergroten door de enkele jaren van het co-regentschap met Augustus te claimen.

Daarom strekte het 15e jaar van Tiberius zich uit van augustus 28 n.Chr. tot augustus 29 n.Chr. Door Zijn soevereiniteit zorgde God ervoor dat wij precies zouden weten wanneer Johannes zijn bediening begon. Anders zou het onnodige informatie zijn geweest om te weten dat hij zijn prediking begon in het 1e jaar van Tiberius. Wij weten dat Johannes in de lente van 29 n.Chr. zijn prediking begon. Dit was het enige lenteseizoen binnen het 15e jaar van keizer Tiberius.

Jezus is op het feest van de bazuinen geboren

Er zijn er die geloven dat Jezus op de eerste dag van het Loofhuttenfeest geboren is (Tishri 15) en dat Hij op de achtste dag van Loofhutten besneden werd (Tishri 22). Deze theorie is aannemelijk omdat op deze bestemde tijd in de toekomst Christus in ons geboren zal worden. Jezus Zelf is echter op de avond van Bazuinen geboren (Tishri 1).

God bepaalde binnen de wet in de herfst drie zeer belangrijk heilige dagen van het jaar. Deze dagen bevinden zich allemaal in de zevende maand van de Hebreeuwse kalender, hetgeen de maand Tishri is. Met onze kalender correleert dit ruwweg met september of oktober. De heilige dagen zijn als volgt:

(1) Bazuinen (Tishri 1)

(2) Verzoendag (Tishri 10)

(3) Loofhuttenfeest (Tishri 15-22)

Om de hele wet te vervullen waren Johannes en Jezus niet in staat om hun bediening voor hun 30e levensjaar te beginnen (Num. 4:3, 23, 30, 35, 39). Wij zullen aantonen dat Jezus vijf dagen voor het begin van het Loofhuttenfeest op de verzoendag (Tishri) gedoopt is. Als Hij op de eerste dag van Loofhutten geboren was, zou Hij niet tot Johannes zijn genaderd om op de verzoendag gedoopt te worden, want dan was Hij enkele dagen tekort gekomen voor zijn 30e verjaardag.

De vraag die dus oprijst, is hoe wij weten dat Jezus op de verzoendag gedoopt is? Op die dag moesten de priesters in de tempel kiezen tussen de twee bokken. Zij moesten over deze twee bokken het lot werpen om te zien welke bok gedood en welke de woestijn ingestuurd moest worden. (De volledige instructies kunt u vinden in Leviticus 16.) Toen Jezus voor Zijn doop tot Johannes naderde, waren al zijn daden gericht op het vervullen van de eisen van de verzoendag.

Terwijl de priester deze rituelen binnen de tempel deden, naderde Jezus tot Johannes om gedoopt te worden. Johannes was in de ogen van God de ware hogepriester. Kajafas was de door mensen gekozen hogepriester in de tempel. Jezus presenteerde zich op Zijn beurt als de eerste bok, die “gedood” moest worden om het heiligdom te reinigen. Zijn doop was het moment van Zijn juridische dood. De doop vertegenwoordigt de dood (Romeinen 6:4). Na Zijn doop zegt Mattheüs het volgende: “ Toen werd Jezus door de Geest weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden door de duivel.”

Hij vervulde dus meteen het patroon van de tweede bok die rond die tijd “door de hand van een man, die daarvoor gereedstaat, de woestijn ingestuurd werd” (Lev. 16:21). Het Hebreeuwse woord voor “een man die daarvoor gereedstaat” betekent hier inderdaad gereed, maar ook seizoensgebonden of tijdig. In dit geval zien wij dat de man die gereed stond de Heilige Geest was, die altijd op de bestemde tijd verschijnt om het werk te doen. Zo zien wij dat de doop van Jezus en de leiding van de Geest, die Hem de woestijn in leidt, direct parallel loopt met de gebeurtenissen in de tempel op de verzoendag. Dit kan enkel en alleen wijzen op het feit dat Hij, negen dagen na Zijn 30e verjaardag op het Feest van de Bazuinen, op de verzoendag gedoopt is.

Jezus is in 33 n.Chr. gekruisigd

Het dienstwerk van Jezus duurde 3½ jaar. Om Pascha te vervullen werd hij op Pascha gekruisigd, op het moment toen heel het volk hun Pascha lammeren slachtte. De methode die God gebruikte om er zeker van te zijn dat dit feest exact vervuld is, is ongelofelijk. De wet van Pascha eiste dat het volk hun lammeren “tegen het vallen van de avond” moest slachten (Ex. 12:6). De letterlijke Hebreeuwse tekst zegt: “tussen de twee avonden”. De eerste avond was 12 uur ’s middags, op het moment dat de zon begint te zakken. De tweede avond was het moment waarop de zon werkelijk onderging. De wet schreef dus voor dat de lammeren ergens in de namiddag geslacht moesten worden.

Josephus zegt ons dat het gebruikelijk was om de Pascha lammeren halverwege de middag te slachten. In zijn “Wars of the Jews”, VI, ix, 3, lezen we,

Zo handelden de hogepriesters naar aanleiding van dat feest genaamd Pascha, toen zij hun slachtoffers vanaf het negende uur tot het elfde slachtte… [d.w.z. van 15.00 – 17.00 uur].

Het was wettelijk om de lammeren ergens in de middag te slachten, zolang het maar werd gedaan voordat de zon onderging. Nadat de zon was ondergang moest heel het volk in huis blijven, het werd hen niet toegestaan om het huis te verlaten tot het eerste licht (Exodus 12:22).

Jezus werd op het derde uur (ongeveer 9 uur ’s ochtends) aan het kruis gehangen en Hij stierf op het negende uur (ongeveer 15.00 uur). Er bestond een regel binnen het Sanhedrin dat de Pascha lammeren niet geslacht mochten worden tot na een half uur na 12 uur ’s middags, zodat niemand zich kon vergissen door zijn lam te vroeg te slachten.

Maar toen het 12 uur ’s middags was liet God over het hele land een duisternis vallen. Lukas 23:44 zegt ons,

En het was ongeveer het zesde uur [twaalf uur ’s middags] en er kwam duisternis over heel de aarde tot het negende uur toe.

De duisternis bedekte het land dus drie uur lang, van twaalf uur ’s middags tot ongeveer 15.00 uur. Het volk was hierover ongetwijfeld erg bezorgd, want zij konden in de duisternis hun Pascha lammeren niet slachten. Dit zou namelijk onwettig zijn geweest. Iedereen kan zich de opluchting van het volk wel voorstellen toen de zon uiteindelijk op het negende uur weer tevoorschijn kwam. Meteen werden er door een stad vol met bezorgde mensen haastig duizenden lammeren geslacht – op dat moment stierf ook Jezus als het ware Pascha Lam, die gekomen was om de zonden van de wereld weg te nemen.

Volgens het al eerder aangehaalde boek van Kudlek en Mickler over eclipsen, vond er diezelfde middag een maansverduistering plaatst. Onthoudt dat Pascha altijd bij volle maan werd gevierd, omdat het de 14e dag van de maand betrof. Dus zo nu en dan vond er op die dag een maansverduistering plaats, hoewel dit vanuit Jeruzalem vaak niet te zien was. Maar op 3 april 33 n.Chr. (de datum van Pascha dat jaar) was er wel zo’n maansverduistering zichtbaar vanuit Jeruzalem. Vanuit het westen van het Romeinse Rijk was deze verduistering rond 15.00 uur te zien en in Jeruzalem rond 17.10 uur. Toen de maan die beslissende dag over Jeruzalem verscheen, was deze al verduisterd, zelfs al toen Jozef van Arimethea zich haastte om het lichaam van Jezus in zijn eigen graf te leggen.

Vanuit het evangelie van Lukas weten we dat een bovennatuurlijke duisternis het land van het zesde tot het negende uur bedekte, oftewel van twaalf uur ’s middags tot 15.00 uur. Maar na twee uur nadat de zon weer verschenen was, vond er een natuurlijke verduistering van de maan plaats. Deze twee hemelse tekenen markeerde de datum van de kruisiging op 3 april 33 n.Chr.

Een samenvatting van de gebeurtenissen

Vanuit historisch bewijs hebben we bevestigd dat Jezus in september van 2 v.Chr. geboren is. Rome vierde haar 750e jaar en keizer Augustus vierde zijn Zilveren Jubileum. Binnen heel het Rijk was er sprake van vrede en vanwege tekenen aan de hemel werden astrologen geleidt tot het geloven dat de wereld een nieuwe Gouden Eeuw inging. Ook hebben we gezien dat de Romeinse Senaat een bevel uitgaf waarbij zij keizer Augustus in 2 v.Chr. de titel Vader des vaderlands gaven, hetgeen een ieder binnen het Rijk moest bekrachtigen. Jozef en Maria moesten vanwege deze registratie naar Bethlehem gaan. Daar werd Jezus in september van dat jaar geboren.

Toen zij nog steeds in Bethlehem waren arriveerden drie maanden later de magiërs die navraag deden naar de nieuw geboren koning. Dit veroorzaakte grote onrust bij koning Herodus en hij gaf de opdracht om alle kinderen tot twee jaar in en rond Bethlehem te vermoorden. Jozef en Maria ontsnapten voor hun veiligheid naar Egypte, het “huis van Farao”. Jezus was toen drie maanden oud, dit is precies dezelfde leeftijd die Mozes vele jaren eerder had toen hij voor zijn veiligheid naar het huis van Farao werd gebracht.

Binnen twee weken kondigde koning Herodus een oordeel aan over de samenzweerders die de gouden adelaar van Rome van de tempel hadden neergehaald, diezelfde avond was er een maansverduistering, dit was op 9 januari 1 v.Chr. Herodus stierf ongeveer twee weken later, waardoor het gezin van Jezus weer veilig terug kon keren naar hun eigen huis in Nazareth.

Toen Jezus opgegroeid was naderde Hij op de verzoendag in september van het jaar 29 n.Chr. tot Johannes de Doper. Dit was het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, de aangenomen zoon van keizer Augustus, die zelf op 19 augustus in het jaar 14 n.Chr. was gestorven. Het dienstwerk van Jezus duurde 3½ jaar en Hij werd op het Pascha van 3 april 33 n.Chr. gekruisigd.

De 2000e verjaardag van Jezus viel op het Feest van de Bazuinen op 11 september 1999. Deze data kan van veel betekenis zijn, want Hosea 6:1-3 zegt,

Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. 2 Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. 3 Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt.

Psalm 90:4 en 2 Pet. 3:8 lijken een profetische “dag” te definiëren als zijnde duizend jaar. Bijbelleraren hebben vele jaren lang gesuggereerd dat de profetie van Hosea vervuld zou kunnen worden na de 2000e verjaardag van Jezus. Als dit waar zou zijn, dan moeten we natuurlijk wel in gedachte houden dat Hosea zegt dat deze zaken ergens op de DERDE DAG, of het derde millennium, vervuld gaan worden.

Wij markeren simpelweg het begin van het derde millennium vanaf de geboorte van Jezus om zo aan te geven dat de wereld een nieuwe belangrijke datum heeft bereikt, hetgeen over de geschiedenis lange termijn effecten zal hebben. Wij geloven dat het Koninkrijk van God vanaf nu veel effectiever verkondigd zal worden op aarde. Wij geloven dat de volken zich zullen realiseren dat de menselijke overheden en alle menselijke wijsheden zullen falen om vrede op aarde te brengen. Wij geloven dat de evangelische boodschap die in de nacht van de geboorte van Jezus aan de herders van Bethlehem verkondigd werd binnenkort vervuld wordt: “vrede op aarde, in mensen een welbehagen.”

De 70 weken van Daniël kwamen ten einde in 33 n.Chr.

Zoals zo velen werd ik met de bedelingenleer opgevoed. Ik las vele studies waarin de 70 weken van Daniël werden uitgelegd. Toen ik ten slotte het boek “Bible Chronology” van Adam Rutherford ging lezen, begon ik te zien dat mijn geloof niet op levensvatbare historische data gebaseerd was. Ik ging inzien dat de sleuteldata gemanipuleerd waren om deze kloppend te maken met de vooringenomen mening van de uitleggers. Het drong tot me door dat wij ons begrip moesten bijstellen om deze overeen te laten komen met de feiten, in plaats van de feiten aan te passen om deze overeen te laten komen met ons begrip van de Bijbel.

Met andere woorden, profetieën moeten begrepen worden in het licht van hoe zij werkelijk vervuld zijn in de geschiedenis. Geschiedenis is namelijk vervulde profetie.

Het simpele feit is namelijk dat de 70 weken van Daniël (490 jaar) met het besluit van Arthahsasta I in het jaar 458 v.Chr. begon en dat het 490 jaar later in 33 n.Chr. eindigde met de kruisiging van Jezus. Met andere woorden, de kruisiging geschiedde aan het einde van de 70 weken en niet in het midden van de laatste “week”, zoals zo vaak wordt onderwezen. Laten wij daarom eens gaan kijken naar Daniël 9:24-27, alleen nu in het licht zoals de geschiedenis dit ons heeft getoond.

Zeventig weken [d.w.z. 70 rustjaarcycli, oftewel 490 jaar] zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken [d.w.z. 7 rustjaarcycli, ofwel 49 jaar] en tweeënzestig weken [62 x 7 = 434 jaar] … 26 Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden… 27 Hij zal voor velen het verbond versterken één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden …

Het is niet onze intentie om een complete studie over dit onderwerp te doen, want dit zou een boek op zichzelf worden. De vraag die we moeten beantwoorden is hoe we de verzen 26 en 27 moeten interpreteren. De Messias zal na 62 weken “uitgeroeid” worden. De drie tijdsperiodes van Daniël zijn als volgt:

(1) Zeven weken 458 v.Chr. – 409 v.Chr.
(2) Tweeënzestig weken 409 v.Chr. – 26 n.Chr.
(3) Eén week 26 n.Chr. – 33 n.Chr.

De profetie van Daniël zegt ons dat “het slachtoffer en graanoffer” halverwege de laatste jaarweek zou ophouden (26-33 n.Chr.). Dit blijkt de herfst van 29 n.Chr. te zijn en wel specifiek de verzoendag van dat jaar, toen Jezus zichzelf aan Johannes toonde om gedoopt te worden.

Normaliter nemen wij aan dat met de kruisiging het Oudtestamentische offersysteem beëindigd werd en daarbij markeerde dit, wat christenen betreft, het volkomen einde van het offeren. De priesters bleven gedurende 40 jaar hun offerdiensten uitvoeren, totdat de tempel door de Romeinen verwoest werd. Het is dus duidelijk dat de profetie van Daniël vanuit Gods oogpunt spreekt over de werking van deze offers en offergaven. Geen enkel offer na de presentatie van Jezus had enige relevantie tot de zondevraag. Het midden van de 70e week van Daniël (ofwel, halverwege de week), markeert het moment van de doop van Jezus, toen Hij Zichzelf presenteerde als de ware Bok. Later presenteerde Jezus Zichzelf als het ware Lam tijdens het Pascha van 33 n.Chr., waarmee het einde van de 70 weken van Daniël gemarkeerd werd.

Dit zijn twee belangrijke dagen waarop Jezus Zichzelf aan de Vader presenteerde als Offer voor de zonde. De eerste was een juridische dood, toen Hij d.m.v. de doop “stierf”. De tweede was Zijn werkelijke dood aan het kruis.

Twee belangrijke werken van Christus zijn hierbij gemoeid, niet slechts één. Zij die de wet van de twee bokken begrijpen (Lev. 16) en deze vergelijken met de wet van de twee duiven die nodig zijn om de melaatse te reinigen (Lev. 14) zullen snappen hoe dit werkt. Zowel de eerste bok als de eerste duif werden gedood; terwijl de tweede bok en de tweede duif levend werden vrijgelaten. Het eerste was een dood werk; de tweede een levend werk. Zij vormen de basisfundamenten van de twee werken van Christus in Zijn twee “komsten”.

Jezus kwam de eerste keer om te sterven en van ons wordt verwacht dat wij dagelijks “met Hem sterven”. De tweede keer zal Hij levend komen, zodat wie met Hem gestorven zijn, ook met Hem leven zullen.

Maar hoewel al deze zaken voor ons algemene begrip erg belangrijk zijn, moeten wij ons toch beperken tot de discussie over de 70 weken van Daniël. Zoals Daniël 9:26 aangeeft, werd Jezus na 62 weken “uitgeroeid”. Deze uitroeiing geschiedde in wezen in twee stadia: Zijn doop en Zijn kruisiging. Ik ben van mening dat de profetie daarom ook op deze bepaalde manier verwoord is. Daniël zegt niet dat Hij halverwege de 70e week uitgeroeid zou worden. Hij zegt slechts dat Hij “uitgeroeid” zal worden na de periode van 62 weken, d.w.z. na 26 n.Chr. Hij moet dus “uitgeroeid” worden tijdens de laatste jaarweek, 26-33 n.Chr.

Zo werd de Messias dus inderdaad uitgeroeid, maar het geschiedde in twee stadia: de eerste aan het begin van Zijn bediening (dienstwerk) in de herfst van 29 n.Chr.; de twee bij het Pascha van 33 n.Chr.

Toch vertelt Daniël 9:27 over deze laatste week en stelt hij het midden van de week vast als de tijd waarbij het slachtoffer en het graanoffer zullen ophouden. De geschiedenis laat zien dat God over Zijn doop sprak en niet over de kruisiging. In de ogen van God werd het slachtoffers en het graanoffer (zoals deze tenminste op de verzoendag werden uitgevoerd) irrelevant, omdat de Ware Bok Zich had gepresenteerd aan God.

Het feit dat de tempelpriesters lang na deze datum bleven offeren heeft voor ons geen consequenties. Het gaat er niet om wat de mens doet, het is namelijk alleen belangrijk wat God aanneemt. De offerdiensten zouden nog vele jaren doorgaan, maar in de ogen van God was dat tijdperk in 29 n.Chr. al geëindigd. Hebreeën 9:12-14 zegt,

Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht. 13 Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen!

De gebruikelijke theorie is dat “de klok” of aan het begin van de 70e week, of halverwege deze week “gestopt is met tikken” en dat het ergens in de toekomst weer verder zal gaan lopen. Wanneer wij eenmaal gaan zien dat Jezus inderdaad aan het einde van de 490 jarige periode gekruisigd is, worden deze opvattingen irrelevant. De doop van Jezus halverwege de week heeft helemaal geen klokken laten stoppen met tikken. Verder spreekt Daniël 9:27 helemaal niet over een “antichrist” die de moderne tempeloffers in Jeruzalem op een zeker punt in de toekomst zal stoppen. Het spreekt over hetgeen gebeurd is bij de doop van Jezus. Jezus is Degene die een einde maakte aan het offersysteem. En Jezus is Degene die tijdens die week van 26-33 n.Chr. met velen het Nieuwe Verbond bevestigde.

Bijna het hele concept van de moderne bedelingenleer is gebaseerd op een onjuiste kennis van de geschiedenis. De beginpunten van de 70 weken van Daniël zijn gemanipuleerd, zonder rekening te houden met de eigenlijke Perzische geschiedenis die met zekerheid is vastgesteld door de astronomie. De data zijn gemanipuleerd om zo de kruisiging van Jezus kloppend te maken met hun opvatting van de profetie. Zij hebben Hem halverwege de 70e week gekruisigd om zo “de klok te laten stoppen met tikken” en om de laatste week of halve week in de toekomst plaatsen. Om het allemaal nog erger te maken beveelt deze opvatting het opnieuw handhaven van de slachtofferdienst binnen de oude tempel, alsof dit op een of andere manier God nog kan behagen. Deze opvatting vertreedt het bloed van Christus en maakt Zijn Offer ongeldig. Christenen hebben met een dergelijke opvatting niets van doen. Mijn tolerantie voor andere opvattingen is boven gemiddeld, maar niet wanneer zij het bloed van Jezus ondermijnen en haar effectiviteit tegen de zonde verloochenen. Dit is de basis van het christendom.

Ook begrijpt de moderne bedelingenleer het concept van Tijd van Zegen niet. Zij relateren dit nauwelijks aan de verklaring van Jezus tegen Petrus in Mattheüs 18:21-22 over het vergeven van “zeventig maal zevenmaal”. Wij kunnen ze niet echt kwalijk nemen voor het niet begrijpen van hoe het principe van Tijd van Zegen werkt, want dit lijkt op een nieuwe openbaring, die in het verleden nog verborgen was. Toch is het nu duidelijk dat Tijd van Zegen, Tijd van Oordeel en Tijd van Vloek, allen vergevingscycli zijn – genadeperioden, waarin God vergeeft en het oordeel voor zonde achterwege laat (in ons boek “De Geheimen van Tijd” worden deze principes uitvoerig uitgelegd). Als wij dit eenmaal begrijpen, dan kunnen wij zien dat, toen God de wereld in het goddelijke gerechtshof riep en de schuld voor heel de wereld eiste, de 70 weken van Daniël het doel hadden om ons tot het kruis te brengen. De hele wereld bleek vanwege de zonde een onoverkomelijke schuld te dragen; maar die hele schuld werd op Jezus Christus geplaatst, Die vervolgens deze hele schuld afbetaalde met Zijn dood aan het kruis.

Wanneer Hij dit gedaan had vóór het einde van de zeventig weken (zoals halverwege de laatste week), dan zou Hij zijn eigen principe van Tijd van Zegen hebben geschonden, waarbij het oordeel 490 maal wordt uitgesteld. Zodoende geeft de verklaring van Jezus aan Petrus een belangrijk principe weer, dat voor ons niet alleen een morele opdracht is, maar eveneens een profetische wet is die God Zelf door Zijn eigen voorbeeld aan ons heeft geopenbaard.