Printable version  Printable version
- Aliens en UFO's
- Doorbrekend licht
    Inhoudsopgave
    De Roep
    Berg v Openbaring
    De Beschermer
    De Regenbogen
    Tweede Regenboog
    De Terugkomst
    Gaven te Beheren
    Joshua's Boodschap
    Anava's Boodschap
    Diepere Verklari...
    Joseph's Boodschap
    Fundamenten Opb...
    Mysterieuze Verd...
    Meer Licht
    Bevestiging
    De Toerusting
    De Fontein
    Josephs Bevrijding
    Genezing
    De Ogen van God
    Het Bezoek
    Vernieuwing
- Foldermateriaal
- Schema's/afbeel...
Bijbels geld
Hoe de Feestdagen ...
NT van Ivan Panin
Over de vrouw ...
Reiniging van Je ...
Scheiden/her... (1)
Scheiden/her...(2)

Doorbrekend licht

Hoofdstuk 1 - De Roep

“Wat is dat voor licht?” Vroeg ik mijzelf af, terwijl ik door het donker van de grot gluurde.

Terwijl ik wat verder liep, boog het pad naar rechts en na de bocht zag ik een bleke gloed komen vanuit een grillige barst in de muur. Het was duidelijk geen weerspiegeling van mijn zaklamp. Ik naderde de gloeiende rotsspleet en tuurde er zo ver in als ik kon, maar de gloed leek vanuit het diepe binnenste van de berg te komen en de spleet was te nauw voor mij om te volgen.

Daar stond ik voor een moment, verward en me afvragend of ik misschien getuige was van de herrijzenis van een oude of uitgedoofde vulkaan. Of misschien keek ik naar het bewijs van een geheime kamer, gebouwd voor een occulte genootschap of een geheime operatie van de regering.

Er kwam een kleine vleug van een bries vanuit de barst en veegde langs mijn gezicht als een zacht veertje. En toen hoorde ik het – een stem zo zacht als van een klein meisje, nauwelijks hoorbaar en toch zuiver en duidelijk. Was de stem werkelijk te horen? Of had de stilte van de grot mijn gehoor zo versterkt dat ik de stem van de stilte kon verstaan? Ik kon het niet met zekerheid zeggen, maar het deed er niet toe. Ik had iets of iemand gehoord.

Allereerst dacht ik dat iemand van het hotel mij misschien vanaf de voet van de berg gevolgd was de grot in. Er waren meer vakantiegangers die daar voor een bepaalde tijd verbleven en allemaal verlangden ze ernaar om bergen te beklimmen, op wild te jagen of forellen te vissen in één van de bergstromen. Maar één blik terug naar waar ik vandaan kwam maakte me duidelijk dat ik alleen was, alleen, maar in de aanwezigheid van de gloeiende barst in de muur van de grot.

Een trilling van angst schoot door mij heen vanuit mijn buik tot aan de top van mijn hoofd. Ik voelde mij als een indringer in een mogelijk gevaarlijke situatie en draaide me om, om zo snel en geruisloos als ik kon te vertrekken. Juist op dat moment deed een heldere stem mijn voeten stoppen. “Anava! Trek je schoenen uit, want de plaats waar je op staat is heilig”.1

Het bevel was onweerstaanbaar en ik merkte dat ik onmiddellijk zonder twijfel gehoorzaamde, terwijl de stem pauzeerde. De rotsachtige bodem van de grot voelde warm aan mijn voeten, nu ik in de richting van het gloeiende licht uit de grillige barst keek. De gloed leek nu iets helderder te schijnen, maar misschien kwam het doordat mijn ogen inmiddels meer konden zien? Het was moeilijk te zeggen, aangezien het resultaat hetzelfde was en niets uit mijn eerdere ervaringen zich kon meten met wat ik nu meemaakte.

Uiteindelijk verbrak ik de stilte: “Wie bent u?”

“Ik ben de God van Abraham, de God van Izaäk, en de God van Jacob, en Ik ben ook jouw God. Nog voordat Ik je vormde in de moederschoot kende ik jou, en voordat je werd geboren heb Ik jou geheiligd.2 Ik heb je bij je naam geroepen vanaf het begin en heb je je hele leven geleid om je vandaag hier te brengen op deze plek.”

Een gevoel als van een elektrische stroom schoot door me heen, alsof de bliksem in de berg was geslagen en ik door mijn blote voeten geëlektrocuteerd was. Mijn kracht vloeide weg en ik zakte ineen op de vloer van de grot, ik kan niet zeggen voor hoe lang. Maar weldra sprak de stem als een heldere trompet die klinkt in de stilte van de tijd. “Sta op, wees niet bang. Houd moed!”

Met deze woorden kwam de kracht terug in mijn lichaam en ik rees op mijn knieën bij het licht van de spleet in de rotsmuur. “Bij welke naam noemde U mij?”

“Anava. In de hemel is dit de naam van jouw Nieuwe Schepping Mens die verwekt is door Mijn Geest.”

“Het betekent Nederigheid. Jouw Nieuwe Mens werd verwekt door het zaad van nederigheid. Dat heilige zaad verblijft in jou3 en dit is hoe je bekend bent onder de engelen. Vanaf het moment dat je je identiteit verplaatste van je vleselijke mens naar je geestelijke mens, begon je te wandelen met deze naam. Heb je geen verandering in je karakter gezien sinds je leerde te wandelen?” vroeg de Stem.

“Jawel, maar ik was niet bewust van de betekenis hiervan. Ik dacht dat ik gewoon volwassener werd.”

“Dit deed je ook,” antwoordde de Stem, “maar geestelijke volwassenheid wordt gemeten door je vermogen om je constant te identificeren met Anava, want dat is wie je aan het worden bent.”

“Maar ik dacht dat we volledig moesten veranderen naar het karakter van Christus,” zei ik verbaasd. “Moeten we niet helemaal worden zoals Hem?”

“Jazeker,” antwoordde de Stem, “maar ieder heeft ook zijn eigen unieke aard. Nederigheid is de dominante eigenschap die jou gegeven is, maar als jij doorgaat met je identificeren met deze natuur, dan zullen alle andere karaktereigenschappen van Christus ook deel van je worden. Elk deel van de natuur van Christus is volledig afhankelijk van de andere delen. Alle rechtvaardige daden zijn alleen rechtvaardig omdat ze ondersteund worden door alle aspecten van Christus’ natuur. Dit is hetzelfde met onrechtvaardige daden. Eén overtreding van de wet maakt dat de hele wet gebroken wordt, ook al is deze ene zonde dominant.

Ik overdacht dit een moment, terwijl ik instemmend knikte. Als iemand een moord pleegt, dan steelt hij een leven, onteert dit zijn vader en legt hij een vals getuigenis af van de Ene naar wiens beeld hij geschapen was. In feite is het doen van wat dan ook los van volmaakte liefde, het te kort doen aan de glorie van God. Iemand kan niet één wet van God overtreden zonder een gebrek aan volmaakte liefde.

“Dus wat wilt U mij vertellen?’ flapte ik eruit. “Waarom bent U tot mij gekomen?”

“Ik ben gekomen om je kennis en inzicht te geven, zodat je Mijn woorden over kunt brengen aan hen met oren om te horen. Zij die horen zullen gezegend zijn; zij die niet kunnen horen zullen Mij op een later tijdstip vinden wanneer ze er klaar voor zijn.”

Hij ging verder, alsof Hij anticipeerde op de twijfel en gevoelens van ontoereikendheid die in mijn gedachten opkwamen, “Ware nederigheid overschrijdt zijn grenzen niet. Maak je geen zorgen over de doven en blinden, want zij zijn Mijn verantwoordelijkheid, niet de jouwe. Jouw roeping is belangrijk, maar probeer niet te doen wat alleen Mijn Geest kan, zodat je niet ontmoedigd raakt en jezelf wentelt in schuldgevoel over mislukking. Als mensen niet de oren hebben om te horen, dan betekent dat niet dat jij gefaald hebt in je roeping.”

“Maar,” treurde ik, “ik ben een man met onreine lippen en ik leef tussen mensen met onreine lippen.4 Hoe zou ik niet kunnen falen, zelfs met een beperkte verantwoordelijkheid?”

Juist op dat moment leek het licht in de barst een smalle vurige wervelwind te vormen, samensmeltend tot een goddelijke vonk die door de duisternis heen reikte en mijn lippen aanraakte. “Zie, het heeft je lippen aangeraakt; je ongerechtigheden zijn weggenomen en je zonden vergeven.”5

Onmiddellijk voelde ik mij gerustgesteld – op de één of andere manier gereinigd. Het voelde voornamelijk alsof een onzichtbare barrière van duisternis die mij van het licht gescheiden had, weggenomen was en een direct gevoel van eenheid met de God van Licht en Verlichting kwam over mij. Oude dingen waren voorbij gegaan6 en ik was in staat om alle dingen opnieuw te zien met de helderheid van de Nieuwe Schepping Mens.

De Stem vervolgde, “Mijn licht is in de wereld aan het komen, maar er is een grote duisternis op de harten van de mensen. Ik zoek naar hen die Mijn licht naar de wereld willen brengen.”

Ik sprak daarna met een groeiend gevoel van vertrouwen, terwijl ik Zijn genadetroon naderde. “Ik ben beschikbaar. Zend mij!”7

De Stem sprak toen: “In het verleden zond ik mensen om boodschappen te bezorgen die slechts weinigen konden horen, want zij leefden in tijden van verwoesting en afbraak. Maar nu zend ik jou om deze kwade tijden tot een eind te brengen. Je bent de tiende8 van de aarde, dat wat apart is gezet voor tijden als deze. Wat Ik tegen jou zeg, zeg Ik tegen de hele menigte van de tienden – want jij bent niet alleen – jullie zijn een heilig zaad, een menigte apart gezet voor dienst aan Mij, geroepen van voor de grondlegging van de wereld om geopenbaard te worden tijdens het juiste seizoen aan het einde van deze eeuw.”

“Ga nu, en overweeg deze roeping. Onderzoek je hart, bereken de kosten en als je getuige bent van Mijn woord, kom dan terug om meer te horen.”

“Waarom moet ik wachten? Ik wil uw wil nu doen.”

Maar de Stem zei, “Mijn aanwezigheid heeft je ontdaan, want dit kwam voor jou als uit het niets. Je hebt tijd nodig om tot rust te komen, zodat je wil niet gedreven zal zijn door emotie. Als ik jouw besluit vandaag zou accepteren, dan zouden mensen hun eigen dwingend handelen op de aarde rechtvaardigen. Ze zouden Mij gebruiken als voorbeeld om hun bedrieglijke manier van het overtuigen van mensen te rechtvaardigen. Ik accepteer je huidige beslissing in de geest waarin het wordt gegeven, maar ik geef je tijd om de kosten te berekenen en je hart te onderzoeken. Mijn verlangen en doel is niet om jouw wil ondergeschikt aan die van Mij te maken, maar om je de mogelijkheid te geven om terug te komen in overeenstemming met Mij. Ik wil eenheid, geen slavernij.”

Daarop boog ik mijn hoofd, draaide me om en wandelde langzaam naar de ingang van de grot, mijn weg terug makende de berg af naar het hotel waar ik een kamer gereserveerd had. Terwijl ik door de lobby liep keek de eigenaar van het hotel me aandachtig aan en zijn ogen bleven op mij gericht tot ik uit het zicht was.

Maar ik stopte niet om hem te groeten, want op deze hoogst ongebruikelijke dag had ik veel om over na te denken.

Voetnoten

1 – Exodus 3:5.

2 – Jeremia 1:5 (Jer 1:5).

3 – 1 Johannes 3:9 (1Joh 3:9).

4 – Jesaja 6:5 (Isa 6:5).

5 – Jesaja 6:6, 7 (Isa 6:6, 7).

6 – 2 Korinthiërs 5:17 (2Cor 5:17).

7 – Jesaja 6:8 (Isa 6:8).

8 – Jesaja 6:13 (Isa 6:13).