Printable version  Printable version
Beeldspraak
Commentaren
    De Tien Geboden
    Deut.- Toespraak 3
    Openbaring 1
    Psalmen
    Voedeselwetten
Getallensymboliek
Woordenlijst

PSALM 12 (SEPTUAGINTA) = PSALM 13 (HSV)

DE GEBOORTE VAN IZAK, DE VERVOLGING DOOR ISMAËL

(GEN. 17, 21)

Overgenomen van: Berea Studies

1 Een psalm van David.

2 Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten?

Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen?

3 Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel,

verdriet hebben in mijn hart, dag na dag?

Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen?

4 Zie mij aan, verhoor mij, HEERE, mijn God!

Verlicht mijn ogen, anders ontslaap ik in de dood,

5 anders zegt mijn vijand: Ik heb hem overwonnen,

en verheugen mijn tegenstanders zich, wanneer ik wankel.

6 Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid,

mijn hart zal zich verheugen in Uw heil,

ik zal voor de HEERE zingen,

omdat Hij goed voor mij geweest is.

Voor de koorleider.

Twaalf is het getal van volmaakte regering en goddelijke autoriteit. Het volgt op 11, de chaos voorafgaand aan deze volmaaktheid.

Psalm 13 heeft als titel: “Een Psalm van David”. Psalm 13 refereert aan de vijanden van David die constant tegen hem samenzweren en hem proberen omver te werpen. Het behandeld de tijd waarin zijn vijanden zich verheugen en het lijkt dat God de rechtvaardigen in de steek laat. David heeft dit vele malen meegemaakt en het leerde hem geduld en vertrouwen. God gebruikte de oppositie en vervolging om David te trainen, opdat hij de geestelijke kwaliteiten zou gaan bezitten om correct te regeren.

Psalm 13 (de twaalfde Psalm) brengt dus twee zaken naar voren: (1) de oppositie door de vijanden van Gods verkozen heerser; en (2) de tijd die nodig is voor de toekomende heersers van het Koninkrijk om geduld te leren. Wanneer iemand weet dat hij geroepen is om te heersen, dan neigt hij ernaar eerst ongeduldig te zijn. Hij wil nu regeren, zodat hij de aarde aan Christus kan onderwerpen. Hij staat te popelen om de gelegenheid te krijgen om goed te doen. Maar God gebruikt de oppositie om de heerser te leren dat het niet zijn strijd is, maar die van God. Wachten is veel moeilijker dan strijden.

De Psalm blikt eveneens terug naar het verhaal van Abram en Izak. Abram en Sara moesten geduld leren om te wachten op de tijd dat de HEERE de beloofde erfgenaam geboren zou laten worden. Toen zij ten slotte voorbij de leeftijd kwamen dat zij nog kinderen konden krijgen, besloten zij dat zij een kind moesten verwekken via Hagar, de slaaf van Sara. Zodoende werd Ismaël geboren. Maar nog voor Ismaël geboren was, was er strijd tussen Sara en Hagar. Gen. 16:4 zegt:

“Hij [Abram] kwam bij Hagar en zij werd zwanger. Toen zij nu zag dat zij zwanger geworden was, was haar meesteres in haar ogen verachtelijk.”

Sara kende Gods belofte aan haar, maar omdat het leek dat de belofte niet in vervulling zou gaan werd zij angstig en boos. Zij ging Hagar met een dergelijke hardheid behandelen (Gen. 16:6), dat zij vluchtte met de intentie om terug te keren naar Egypte, haar vaderland. De engel van de HEERE verscheen echter aan haar en stuurde haar terug. God had de intentie om Hagar te gebruiken om het vertrouwen en geloof van Sara nog meer te beproeven, ook had Hij de intentie om Hagar Zijn wegen te onderwijzen. Kunnen we daarom in Psalm 13:1, 2 de stem van Sara niet achter de woorden van David horen?

“Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten? Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen? 3 Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel, verdriet hebben in mijn hart, dag na dag? Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen?”

Uiteindelijk was God trouw aan Zijn belofte, zowel aan David en Sara. Psalm 13:6 zegt:

“…mijn hart zal zich verheugen in Uw heil [Yeshua], ik zal voor de HEERE zingen, omdat Hij goed voor mij geweest is.”

Veertien jaar na de geboorte van Ismaël kreeg Sara haar eigen zoon – Izak. Dit was de zoon waarvan God zei om hem als slachtoffer te offeren op de berg Moria (Gen. 22). Hiermee wilde God Izak afschilderen als een beeld van Jezus (Yeshua). Daarom zegt vers 6: “mijn hart zal zich verheugen in Uw Yeshua.” De zoon van Sara werd Izak genoemd, “zoon van de lach”, hetgeen de vreugde van Sara over de geboorte van Izak uitbeeldde. Het profeteert eveneens van Maria’s Magnifact in Luk. 1:46, 47:

“En Maria zei: Mijn ziel maakt de Heere groot, 47 en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker.”

Een verdere beproeving kwam toen Ismaël Izak ging vervolgen omdat hij jaloers was op het geboorterecht van zijn tegenstander. Gen. 21:9 vermeldt slechts dat Ismaël aan het “spotlachen” was. Het Hebreeuwse word hiervoor is tsaw-kawk, dat “lachen” betekent.

Het is de wortel waarvan de naam Izak (Yitz-kwak) is afgeleid. Izak betekent gelach, maar Ismaël lachte Izak uit. Het was een lach vanuit een verkeerde geest. De apostel Paulus interpreteert dit voorval in Gal. 4:29 met de woorden:

“Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen… 29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu.”

Paulus toonde aan dat de kinderen van Jeruzalem (d.w.z. “Hagar”) de kinderen van het Nieuwe Jeruzalem (d.w.z. “Sara”) vervolgde. Dit betekende dat de hogepriesters van de tempel een collectieve rol van Ismaël speelden door de vroege Kerk te vervolgen. Vanuit eerste hand kende Paulus deze vervolging, want voor zijn bekering speelde hij een grote rol in deze vervolging. Gal. 1:13, 14 zegt:

“U hebt immers gehoord van mijn levenswandel, voorheen in het Jodendom, dat ik de gemeente van God uitermate fel vervolgde en die verwoestte; 14 en dat ik in het Jodendom meer vorderingen maakte dan veel leeftijdgenoten onder mijn volk, omdat ik een nog groter ijveraar was voor de overleveringen van mijn vaderen.”

God wierp het oude Jeruzalem dat zich binnen in Paulus bevond uit en maakte van hem een kind van het Nieuwe Testament. Dit is het pad van zegen voor alle mensen, want het is slechts door Sara – het Nieuwe Jeruzalem – het Nieuwe Verbond – dat wij kunnen delen in de erfenis van de beloften.

Het geloof van Sara werd door de geboorte van Izak in het gelijk gesteld en het zorgde ervoor dat de tegenstander van Izak, vanwege het geboorterecht, werd uitgeworpen. Dit profeteerde van een komende tijd, zoals Paulus in Gal. 4:30 zegt:

“Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon van de vrije. [dit zijn de woorden van Sara uit Gen. 21:10] 31 Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije.”

Hoewel Paulus uit de stam van Benjamin kwam, identificeerde hij het oude Jeruzalem niet als zijn “moeder”, iets wat de “messiaanse” gelovigen vandaag de dag wel doen. Hij probeerde niet naar zijn “Joodse wortels” terug te keren, noch keerde hij terug naar een soort vorm van “christelijk judaïsme”. In plaats daarvan maakt hij Sara zijn “moeder”, dit is het Nieuwe Jeruzalem, en geeft hij ons de opdracht om “de slavin weg te jagen”.

Ongeacht wat sommige mensen ook onderwijzen, het natuurlijke Jeruzalem zal niet erven met de erfgenaam van de vrije. De menselijke eschatologie maakt van het oude Jeruzalem vaak het centrum van alle dingen en de hoofdstad van het Koninkrijk van God. Messiaanse christenen identificeren het oude Jeruzalem als de moeder van de Kerk. Zoals ik in mijn boek “The Wheat and

Asses of Pentecost” heb aangetoond, is dit ook weldegelijk het geval. Maar het oude Jeruzalem is niet de moeder van de overwinnaars. Die stad zal, volgens Jeremia 19:10 “… ten slotte aan het einde uitgeworpen en verwoest worden.”

De overwinnaars zullen door de autoriteit van het Nieuwe Jeruzalem met Hem regeren. Het grotere geheel wat ons dus in Psalm 13 wordt voorgeschoteld is dat het geloof van alle Oudtestamentische heiligen werd beproefd en gezuiverd om hen geduld te leren tot de tijd dat de ware Erfgenaam – Jezus Christus – in Bethlehem geboren werd. Na de kruisiging werd het Oude Verbond (Hagar, het Oude Jeruzalem) uitgeworpen om plaats te maken voor het Nieuwe Verbond (Sara, het Nieuwe Jeruzalem). Deze wetenschap is in het bijzonder belangrijk voor hen die op dit moment geloven dat het Oude Jeruzalem binnen Bijbelse profetie “Sara” geworden is.

Het zijn niet de geweldplegers die voorbereid worden om het Koninkrijk van God in de toekomende eeuw (tijdperk) te regeren, maar het zijn zij die geduld hebben geleerd. Wanneer we Psalm 13 in het licht van het verhaal van Abraham en Sara, Izak en Ismaël, gaan zien, dat zien wij ook hoe hiermee de betekenis van het getal 12 wordt afgeschilderd. Het gaat over de karakterverschillen tussen hen die geroepen worden om te regeren en hen die slechts geroepen worden om burgers van het Koninkrijk te zijn. Psalm 13 eindigt met het naschrift: “Voor de koorleider”.