123456789012345678901212345678901234567890121234567890123456789012123456

1234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567812345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456781234

Abib

Abib betekent ‘ontluiking’, ‘ontkieming’

Als we geheiligd worden voor God door Christus als onze vervanger te nemen, dan moeten we de maand Abib ervaren (Exo:13:4), een periode die ons hele christelijke leven inhoudt, een tijdsperiode waarin we het nieuwe leven genieten. Daarom betekent Abib een nieuw begin van leven. Om geheiligd voor de Heer te zijn voor Zijn tevredenheid, hebben we zo’n nieuw begin van leven nodig. We moeten een groene tarweaar zijn die ontkiemt met nieuw leven.

In dit nieuwe begin van leven moet er geen zuurdesem zijn. In de Bijbel betekent zuurdesem zondigheid of verderf. We moeten met alle zonde afrekenen die geopenbaard is. We moeten geen enkele zonde tolereren nadat deze is blootgesteld. Ongezuurd brood eten is de Heer op deze manier waarlijk gedenken, een echte gedachtenis. Zij die geheiligd zijn door Christus als hun vervanging te hebben en die een nieuw begin van leven hebben zonder zonde zullen een dagelijkse wandel hebben die een gedachtenis waardig is. Als we de juiste ervaring van Gods behoudenis hebben, zullen we een heerlijke geestelijke geschiedenis hebben. Na ons Pascha, zullen we geheiligd worden voor de Heer door Christus te nemen als onze vervanging om in ons te leven. Dan zullen we een nieuw begin van leven hebben en met alle blootgestelde zonde zal worden afgerekend. Een dergelijk leven zal een gedachtenis zijn.

Exodus 13:19 maakt duidelijk dat de beenderen van Jozef met de kinderen van Israël uit Egypte werden gebracht. Het mag misschien vreemd lijken dat deze beenderen van Jozef in hetzelfde hoofdstuk worden genoemd als de maand Abib. Op het eerste gezicht lijkt er geen verband tussen deze twee zaken te zijn. Groene tarwearen, aangeduid door Abib, zijn vol leven. Maar dode beenderen hebben geen leven. We moeten ons echter herinneren dat in de Bijbel ‘been’ het onbreekbare leven symboliseert, een leven in opstanding (Joh. 19:36). Daarom hebben de beenderen in Exodus 13:19 iets te maken met het opstandingsleven.

In de ogen van God waren alle kinderen van Israël dood en begraven in de graven van Egypte. Dat was hun situatie voor het Pascha. Het land Egypte was een groot kerkhof waarin Gods volk begraven was. Daarom was Zijn volk vanuit Gods oogpunt, dorre beenderen. Het beeld van dorre beenderen in Ezechiël 37 laat ons de conditie van de kinderen van Israël in Egypte zien; zij waren dorre beenderen die in opstanding moesten worden gebracht en gevormd tot een leger (Eze. 37:1, 10). De uittocht uit Egypte was daarom eigenlijk een opstanding (Witness Lee, Life-study of Exodus, pp. 305, 307-310). En het nieuwe leven van Abib is het leven in de opstanding.