123456789012345678901212345678901234567890121234567890123456789012123456

1234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567812345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456781234

Kanaän

De betekenis van het woord Kanaän is onzeker.

Sichem, Betel en Hebron staan samen voor de kenmerken van Kanaän. Gods volk in Kanaän kent Zijn kracht, Zijn lichaam en Zijn gemeenschap (zie voor een toelichting de uitleg achter de link van iedere stad). Hierdoor wordt Gods volk Zijn getuigenis. Zij moeten deze drie kenmerken dragen om Zijn getuigenis te kunnen zijn. Dan zullen zij in staat zijn brandoffers te brengen, die voor God aanvaardbaar zijn.

Een offer is niet slechts een gift, maar heeft ook een element van aanvaarding. Het is mogelijk dat we dingen aan God offeren, die Hij absoluut niet wil hebben. Elk van de bovengenoemde drie plaatsen heeft een altaar. Dat betekent dat dit de plaatsen zijn waar God naar verlangt en die voor God aanvaardbaar zijn.

Als een christen Gods getuigenis op aarde wil zijn, moet zijn geestelijke kennis voortkomen uit kracht (Sichem). De enige kennis die geestelijke waarde heeft, is kennis die voortkomt uit Christus als onze kracht. Het is nogal makkelijk om de kennis die we vergaard hebben en op anderen over te brengen, maar dat heeft geestelijk gezien absoluut geen waarde. Dat de Heer ons genadig mag zijn!

Maar wanneer we ontdekken wat kracht is – voor het aangezicht des heren – en we enige geestelijke ervaring verwerven, dan is het makkelijk voor ons om ongehoorzaam te worden. We menen dan dat wij iets weten wat anderen niet weten, en dat we tot heel veel in staat zijn. Dan komt ons zelf onmiddelijk tevoorschijn.

Op dat punt richt God onze aandacht op Zijn huis (Betel). Gods huis vereist onze gehoorzaamheid en vertrouwen op God. Als we handelen naar eigen goeddunken kunnen we niet in Gods huis wonen, we kunnen dan geen deel zijn van het Lichaam (vergelijk Abraham in Egypte, toen hij Betel verliet – Gen. 12:9-20). Maar wanneer we het leven van het Lichaam zien, zien we ook onze plaats in het Lichaam. Dan zullen we ons boekje niet te buiten gaan.

Iemand die Gods openbaring van het Lichaam heeft ontvangen, zal niet zo snel uit eigen beweging handelen. Als we werkelijk het leven van het Lichaam zien, zullen we beseffen dat er beperkingen zijn in het huis van God. We zullen dan niet meer onafhankelijk willen bewegen.

Tegelijkertijd, wanneer we het leven van het Lichaam eenmaal hebben, zullen we gemeenschap hebben met andere kinderen van God (Hebron) en zullen we deze gemeenschap koesteren en niet als een last ervaren. In de gemeenschap ervaren we waardering, verzorgingen, ontvangen en geven we hulp. Omdat we het leven van het Lichaam kennen en geleerd hebben ons eigen leven, de oude schepping, het vlees te verloochenen, zullen we de levensverzorging van anderen van harte ontvangen. We zullen merken dat zelfs de zwakste broeder of zuster ons nog kan helpen.